Polder Breeveld
Woerden
- Algemene begraafplaats aan de Meeuwenlaan
- Arsenaal
- Barwoutswaarder en Bekenes
- Begraafplaats van de familie Groeneveld aan de De Brauwstraat
- Beknopte geschiedenis van Woerden
- Bonaventurakerk
- Brediuspark en Brediusschuur
- Burgemeester M.W. Schalij
- C.J.A. van Helvoort, gemeentesecretaris en stadsgeschiedschrijver
- Centraal Magazijn
- Cornelis Vreedenburgh, kunstschilder
- De Ramp van Woerden (1813)
- Dominee dr J. Haitsma
- Doodstraf, lijfstraffen en schandestraffen
- Etymologie van de naam "Woerden"
- Gemeenlandshuis van het Groot-Waterschap van Woerden
- Gemeentehuis van Barwoutswaarder
- Gemeentehuis van Rietveld
- Gemeentewapen
- Gilden
- HBS F.A. Minkemaschool
- Hofpoort Ziekenhuis en voorgangers
- Hoofdonderwijzer Feike Kalsbeek (1857-1941)
- Isaac de Brauw, medicinae doctor en burgemeester
- Israëlitische begraafplaats in het Westdampark
- Jan de Bakker, kerkhervormer en martelaar
- Jan Meulman, vrederechter en geschiedschrijver
- Kaaspakhuizen
- Kasteel
- Kazerne
- Korenmolen 'De Windhond'
- Lutherse kerk
- Melkfabriek Excelsior, later Nieuw-Holland
- Opstandingskerk
- Petruskerk
- Polder Barwoutswaarder c.a.
- Polder Breeveld
- Proveniershuis
- Rietveld en de Bree
- Rijndemping
- Rozenbrug
- Spaanse griep
- Stadhuis aan de Westdam
- Stadspoorten
- Stadsrechten (1372)
- Station
- Tweede Wereldoorlog
- Vrouwengevangenis in het Kasteel van Woerden
- Watertoren
- Willemshoeve
- Woerdse mart of koeienmarkt
Polder Breeveld
De Zuid-Hollandse polder Breeveld, die in 1958 werd samengevoegd met het Utrechtse waterschap Haanwijk, was een van de oudste polders van het vroegere Groot-Waterschap van Woerden. De polder lag ten zuiden van de Oude Rijn en werd ten westen begrensd door de Cattenbroekerdijk, ten zuiden door de Potterskade en ten oosten door het waterschap Haanwijk. Breeveld lag in zijn geheel in de gemeente Woerden en had een oppervlakte van ongeveer 310 hectare.
Breeveld werd al in 1217 in een akte genoemd en zal in de twaalfde of wellicht al in de elfde eeuw in ontstaan zijn als cope-ontginning. Op de kleigrond vlak langs de Rijn kunnen al eerder mensen gewoond en gewerkt hebben, maar verder naar het zuiden was het land drassig en niet voor landbouw geschikt. De bisschop van Utrecht, die tot 1281 landsheer was over het land van Woerden, waar ook Breeveld bij hoorde, gaf die stukken veenwildernis ter ontginning uit aan kolonisten. Ze moesten het land droogleggen en het in cultuur brengen. Het ontginningsgebied of “cope” werd ingedijkt en het overtollig polderwater werd via gegraven sloten afgevoerd naar een grotere rivier, in dit geval de Oude Rijn. Dat ging een paar eeuwen goed, maar gedurende die periode begon het land in te klinken en kwam het lager te liggen dan de Rijn, waardoor het water niet meer vanzelf naar beneden liep. De oplossing werd gevonden in het bouwen van een windmolen.
Wanneer Breeveld zijn eerste molen kreeg is niet bekend, vermoedelijk zoals de meeste andere polders in de streek in de vijftiende eeuw. Op een kaart uit 1615 staat er in elk geval een “Breevelts mole”, die in 1672 of 1673 door het Franse leger is platgebrand. Er werd een nieuwe molen gebouwd, waarvoor de grondeigenaars van Breeveld 5000 gulden moesten lenen.
Het bestuur van de polder Breeveld bestond vanaf de zeventiende eeuw uit de schout van Breeveld en drie heemraden. Zij zorgden voor het beheer en onderhoud van de watermolen en molenvlieten en controleerden of de landeigenaars en boeren hun deel van de dijken en sloten in goede staat en op diepte hielden. Dat deden zij aan de hand van een schouwbrief of reglement, waarin stond op welke manier de polder bestuurd en de schouw of controle uitgevoerd moest worden. In 1775 werd er een nieuwe schouwbrief opgesteld, omdat het polderbestuur de vorige schouwbrief kwijt was geraakt. Die schouwbrief bleef gelden tot 1858. Halverwege de negentiende eeuw werden er overal in Zuid-Holland en Utrecht nieuwe reglementen vastgesteld voor hoogheemraadschappen en polders. Ook Breeveld kreeg een nieuw Bijzonder Reglement, in 1858. Het dagelijks bestuur bestond voortaan uit een voorzitter met de titel van schout en drie bestuursleden, die heemraden genoemd werden. De voorzitter was tevens secretaris van de polder, daarnaast was er nog een penningmeester. Zij voerden de administratie, gaven vergunningen af en controleerden, net als voorheen, de dijken, kades en sloten in de polder. Verder stonden er nog een molenaar (na 1931 een machinist), een bode en een opzichter op de loonlijst van de polder.
De gezamenlijke grondeigenaars in de polder kwamen een paar keer per jaar met het bestuur bijeen om over de belangrijke zaken te beslissen, zoals de vaststelling van de begroting en de rekening, het benoemen van heemraden en personeel, de bouw of renovatie van de molen of het gemaal, het aangaan van geldleningen en het uitvoeren van grotere, dus duurdere werken aan kades, dijken en bruggen.
Behalve in de organisatie van de polder kwam er ook een verandering in de wijze van bemalen. De in 1691 gebouwde molen brandde in 1863 volledig af. Op de plaats waar die molen had gestaan kwam in 1864 een nieuwe stenen achtkantige watermolen tot stand; zijn voorgangers waren waarschijnlijk houten wipwatermolens. De nieuwe molen bleek echter niet krachtig genoeg om de polder volledig droog te houden. In 1903 werd er daarom naast de molen een motorgemaaltje gebouwd om Breeveld overtollig water te helpen afvoeren. Het gemaal kreeg in de volksmond de bijnaam “De Bruine Beer”.
Rond 1930 waren zowel de windmolen als De Bruine Beer in technisch zeer slechte staat. Het bestuur van de polder stond voor de keuze om ze te repareren en op te kalefateren of overgaan op volledige motorbemaling. Na enig rekenen en ondanks bezwaren van het provinciebestuur in Den Haag besloten de ingelanden of grondeigenaars in 1931 tot het laatste. De molen werd vervolgens omgebouwd tot gemaal: de bovenkant werd afgebroken en in de onderbouw werd de machinekamer met de motor ingericht. Op de onderbouw van de molen kwam een nieuw dak te staan. Ook werd De Bruine Beer afgebroken en werd er voor de machinist een nieuwe woning naast het gemaal gebouwd.
Het nieuwe gemaal werkte uitstekend en leek zelfs in staat om het waterschap Haanwijk, dat in 1958 met Breeveld werd samengevoegd, droog te kunnen houden. In de praktijk viel dat echter tegen; pas nadat er enige jaren later een nieuwe dieselmotor geplaatst was functioneerde het gemaal weer naar behoren. Dat bleef zo tot het gemaal in 1997 buiten werking werd gesteld. Het gebouw, nu een gemeentelijk monument, werd in 2014 verkocht.
Per 27 januari 1958 werd Breeveld samengevoegd met het naburige waterschap Haanwijk tot een nieuwe polder Breeveld & Haanwijk. Dit liep vooruit op nog verdergaande samenvoeging van polders en waterschappen. Veel kleine polders en waterschappen bleken in de jaren ’60 niet meer voldoende in staat om hun taak naar behoren uit te voeren; het aantal taken op het gebied van waterbeheer was ook sterk toegenomen. Als gevolg daarvan werden nieuwe, grotere waterschappen en hoogheemraadschappen opgericht. Met ingang van 1 januari 1975 kwam er daardoor ook een eind aan het zelfstandig bestaan van de polder Breeveld & Haanwijk. Met circa dertig andere polders en waterschappen ging de polder op die datum op in een nieuw ingericht Groot-Waterschap van Woerden.
Archieven
- Archief van de polder Breeveld 1670-1958 (H085);
- Archief van de polder Breeveld & Haanwijk 1958-1974 (H086).
- Jan van Es, Grenswater: geschiedenis van het Groot-Waterschap van Woerden 1226-1995 (Utrecht, 2009)
- Adriaan Haartsen, Het land van Woerden (Woerden, 2003), pp. 35-64.