Algemene begraafplaats aan de Meeuwenlaan

Algemene begraafplaats aan de Meeuwenlaan

Toen de algemene begraafplaats aan de Hogewal, opgeleverd in 1829, niet voldoende grafruimte meer bood werd in 1935 besloten tot uitbreiding aan de Meeuwenlaan. Deze algemene begraafplaats Meeuwenlaan is nog steeds in gebruik, maar biedt te weinig grafruimte voor de groeiende Woerdense bevolking. Daarom werd in 1976 de nieuwe algemene begraafplaats Rijnhof gerealiseerd.

In februari 1935 werd voor de aanleg van de algemene begraafplaats Meeuwenlaan  een aantal percelen bos, water en weiland in de polder Oudeland aangekocht van Jac. van Tuijl en W. van Doorn. Voor het vinden van aannemers werd gekozen voor openbare aanbesteding, waarbij men zowel perceelsgewijs als in massa kon inschrijven. Perceel 1 omvatte het ophogen van de terreinen, het maken van een toegangsweg, trottoirs, riolering en andere bijkomende werkzaamheden. Perceel 2 omvatte de bouw van een aula, een lijkenhuisje, een inrijhek en andere bijkomende werkzaamheden. Op 29 mei 1935 werd het werk aan perceel 1 gegund aan de firma G.A. Koning uit Voorschoten en dat van perceel 2 aan A.J. van der Heijden ut Woerden. Het ijzeren hekwerk werd apart aanbesteed en werd gegund aan de firma D.J. Bastmeijer uit Woerden. De oplevering van de nieuwe begraafplaats, nog zonder beplanting, vond plaats op 1 december 1935.

Het zand dat werd gebruikt voor het ophogen van de begraafplaats werd ter plaatse gewonnen. Op deze manier ontstonden waterpartijen, waardoor de begraafplaats op een schiereiland ligt. Vanaf de Meeuwenlaan loopt een oprijlaan naar het toegangshek. Het toegangshek bestaat uit vier hekpalen, twee grote en twee kleine, waartussen smeedijzeren hekvleugels in een geometrisch motief. Vervolgens komt men op een open ruimte voor de aula met een cirkelvormig plantsoen waarop een zonnewijzer staat.

De aula, ontworpen door gemeentearchitect H.W. van der Meij, is in de Amsterdamse Schooltrant gebouwd; er is gebruik gemaakt van twee kleuren baksteen. Het heeft een kruisvormige plattegrond en een bouwlaag onder een schilddak met haaks geplaatste zadeldaken. Het aulagebouw heeft aan de rechterkant een torentje onder een zadeldakje. Aan de voorkant bevindt zich, in het midden, de ingang met een grote rondboogdeur, waarboven een tweedelig spitsboog glas-in-loodvenster. In dit venster zijn vergankelijkheidssymbolen als een zandloper en een zeis verwerkt. Aan de zij- en achterkant bevinden zich ook kleine en grote ramen binnen in stalen kozijnen.

De aula bestaat uit een binnenkomsthal, wachtkamer, dodenvertrek en een rechthoekige bijeenkomstruimte met daarboven een galerij. De bijeenkomstruimte is sober ingericht onder een spitsboogvormig gewelf, met in het zicht gelaten spanten, en is witgepleisterd met boven een lambrisering van schoonmetselwerk. Tussen de bijeenkomstruimte, en de opbaarruimte bevindt zich aan de bovenkant de tekst “Wij verwachten naar zijn belofte nieuwe hemelen, en een nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont” (2 Petr. 3:13). Links is de tekst te zien”Ik ben de opstanding en het leven”. “Die in mij gelooft, zal leven al ware hij ook gestorven”( John.11:25). Boven de ingang naar de vestibule staat “gedenk te sterven “vermeld. Het achterste gedeelte is de opbaarruimte waar de dodenbaar kan worden opgesteld. Hier bevinden zich ook de grote boogdeuren die leiden naar de begraafplaats. De inventaris in de bijeenkomstruimte bestaat uit eikenhouten banken.

De begraafplaats zelf, is ontworpen door de bekende tuinarchitect Leonard Springer. Hij hield zich bezig met het beplantingsplan, wat bestaat uit opgaande bomen, en heestergroepen. Men heeft gekozen voor een recht padenstelsel, met in het midden wat rondlopende paden. In de jaren vijftig is de begraafplaats verder uitgebreid naar de achterzijde. De grafrijen, in de uitbreiding, worden gescheiden door taxushagen.

Archief
  • Archief van de gemeente Woerden 1811-1936 (W002), o.a. invnrs 183 (volgnrs 1,2 en 4), 426 (volgnr 434) en 431 (volgnr 496).
Literatuur
  • Jan van Es en Saskia van Ginkel Meester, Woerden: geschiedenis en architectuur (Zeist, 2000), pp. 179-181.