Lutherse kerk

Lutherse kerk

De Evangelisch-Lutherse gemeente ziet de Woerdense martelaar Jan de Bakker als belangrijke wegbereider voor de lutherse Hervorming in deze stad. Tijdens zijn priesterstudie in Wittenberg deed hij lutherse denkbeelden op, die hij vervolgens in de toen nog Rooms-Katholieke kerk van Woerden verkondigde. Hierom werd hij in 1525 in Den Haag terechtgesteld op de brandstapel. Het lutheranisme ontwikkelde zich tot de toonaangevende leer in Woerden. Een unieke situatie, aangezien de omliggende steden calvinistisch waren. In 1566 diende een aantal burgers bij de overheid een verzoek in om de lutherse belijdenis, de Augsburgse Confessie van 1530, officieel te mogen invoeren. Dit verzoek werd echter geweigerd. Als reactie hierop maakten de lutheranen zich meester van de Grote Kerk. Zij droegen de beelden uit de kerk weg, maar lieten het altaar staan. Verder was deze stad in 1572 overgegaan naar de Prins van Oranje onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de inwoners de Augsburgse Confessie mochten blijven belijden.

De Evangelisch-Lutherse kerk te Woerden was aanvankelijk een tegen de stadswal aangebouwde schuilkerk; na de afgraving van de wallen aan het eind van de 19e eeuw kwam de hier afgebeelde achterzijde van de kerk aan de Nieuwstraat De kerkelijke situatie in Woerden was echter een doorn in het oog van de Staten van Holland. Zij beraamden plannen om de stad opnieuw te reformeren. De Staten bepaalden in 1580 dat de beide religies ‘gelijkberechtigd’ zouden zijn. In 1594 werd besloten dat alleen het calvinisme gehandhaafd zou worden in Woerden. De overgebleven groep van getrouwe lutheranen moest in het geheim verder. Arnoldus Claserus werd in 1601 de eerste eigen predikant van de schuilgemeente. In 1611 kocht men een huiskerk aan, die in 1614 op bescheiden wijze verbouwd werd. De gedenksteen aan de oostzijde van het huidige gebouw herinnert hieraan. De stedelijke overheid gaf de lutherse gemeente in 1644 toestemming om een bedehuis te bouwen tegen de stadswal, op voorwaarde dat het gebouw niet herkenbaar mocht zijn als kerk. Deze ‘schuilkerk’, gebouwd op de plek waar de vroegere huiskerk stond, werd in 1646 in gebruik genomen. Het bouwwerk bestond uit twee gedeelten, namelijk het voorhuis en de kerk met consistoriekamer. Aan de beide zijkanten van de kerk was er een ingang.

Tussen 1661 en 1662 vond de eerste verbouwing plaats. Er werd een hoofdingang gemaakt in het voorhuis dat gelegen was aan de Sint Annastraat, vanaf 1948 Jan de Bakkerstraat geheten. Links van de ingang werd de consistoriekamer gesitueerd en rechts de kosterswoning. Een grote restauratie vond plaats in 1792. Hiermee kreeg de kerk haar huidige indeling. De doopkapel aan de Walzijde werd omgebouwd tot een consistoriekamer. De preekstoel werd met het koorhek verplaatst naar de achterzijde van de kerk. In 1846 kwam er een orgel in de kerk, die geplaatst werd tegen de zuidgevel. Het was vervaardigd door de gerenommeerde orgelbouwer Bätz uit Utrecht voor een bedrag van 3800 gulden.

Pas in 1938 werd de kerk weer uitgebreid gerenoveerd. Er werd een aantal vernieuwingen in het interieur aangebracht naar het ontwerp van architect G. Feenstra uit Arnhem. De houten banken werden in één blok in het midden geplaatst. Schilders voorzagen de kap en de pilaren van een lichte kleur. Er werden twee gebrandschilderde ramen van de Arnhemse glazenier Henk Schilling geplaatst, die de preekstoel flankeerden. Op het linkerraam staat een tafereel uit het Oude Testament. Mozes daalt de berg af met de Tien Geboden terwijl aan de voet het volk het gouden kalf aanbidt. Het rechterraam verbeeldt Simeon met het kind Jezus in zijn armen in de tempel, zoals opgetekend staat in het Nieuwe Testament. Deze glazen samen stellen de lutherse leer van Wet en Evangelie voor: de wet veroordeelt de zondaar en de genade Gods spreekt de zondaar vrij. Ter linkerzijde van de preekstoel werd nog een gebrandschilderd raam geplaatst, geschonken door predikant G. Munter ter nagedachtenis aan zijn overleden echtgenote. De beroemde schilder en glazenier Max Nauta ontwierp dit raam waarop het drietal geloof, hoop en geloof gesymboliseerd staat. Op 26 juni 1938 werd het gerenoveerde kerkgebouw door ds. Keuning ingewijd.

De laatste restauratie van de kerk vond plaats tussen 1981 en 1983. De kerkgebouw en het interieur, vooral het orgel en de gebrandschilderde ramen, werden voor een bedrag van ongeveer twee miljoen gulden ingrijpend gerestaureerd.

Archieven
  • Archief van de Evangelisch-Lutherse gemeente te Woerden, 1675-1992 (W144), o.a. invnrs. 246-269 en aanvulling doos nr VII-VIII.
Literatuur
  • Jan van Es en Saskia van Ginkel-Meester, Woerden: geschiedenis en architectuur (Utrecht, 2000), pp. 113-1116;
  • J. Luten, 350 jaar Evangelisch Lutherse Kerk Woerden (Woerden, 1996);
  • Streekarchivariaat Rijnstreek De Lutherse kerk te Woerden [informatieblad n.a.v. de restauratie], (Woerden, 1984).