Gilden

Gilden

De oorsprong van de gilden ligt in de geestelijke broederschappen die in de veertiende eeuw ontstaan. In 1388 bestaat in Woerden ‘Die broederscap van der kalander [kalender]’ waarvan de leden bestaan uit “eerlike persoen, pastoren, priesteren ende edele van Woerden ende van Oudewater ende dair omtrent”. Op de maandag en dinsdag na Sint Maarten (4 juli) vindt het feest van de broederschap plaats. Het wordt om beurten gehouden in Woerden en Oudewater.

Vanuit deze verenigingsvorm ontstaan de belangenverenigingen van ambten, ambachtslieden en neringdoenden. Deze gilden waken over het lichamelijk én geestelijk leven van de leden. Elk gilde noemt zich naar een heilige of naar een geloofsgeheim. De leden moeten zich gedragen in waardigheid naar deze heilige. Het beeld van de heilige versiert het gildehuis, het gildebanier, of het gilde-altaar in de toen nog katholieke Petruskerk. In het gildebeeld oefent de heilige het ambt uit of houdt hij of zij een passend werktuig in de hand. De heilige Catharina wordt afgebeeld met een rad en staat symbool voor de wagenmakers. De heilige Barbara woont in een gemetselde toren en staat model voor de metselaars. En natuurlijk omarmen de olieslagers Sint Jan in de Olie als hun patroon.

In Woerden wisselt het aantal gilden door verschillende samenvoegingen en splitsingen. Naast het schuttersgilde met Sint Joris als patroon en het Sint Nicolaasgilde van de schippers, bestaan ook het Sint Severijnsgilde, het gilde van het Heilige Kruis, het Onze Lieve Vrouwengilde, het Sint Annagilde en het Sint Cornelisgilde. Het is echter onduidelijk welke groepen zij precies vertegenwoordigen. Alle gilden hebben een eigen altaar in de parochiekerk, de huidige Petruskerk. Maar in de oudst overgebleven kerkrekening uit 1594 vinden we alleen nog de namen terug van Onze Lieve Vrouwe en het Heilige Kruis. Van enkele gilden uit die tijd weten we wel waar zich dan hun gildehuis bevindt. Zo staat het Sint Severijnsgildehuis aan de Lange Groenendaal, toen de Nieuwstraat, naast het Kerkstraatje ook wel het Roelofsteechgen. Evenzo heeft het Sint Nicolaasgilde haar gildehuis aan de latere Hoogewoerd. Het gebouw wordt in 1567 afgebroken wegens bouwvalligheid. Alleen het huidige gildepoortje is er nog van over. Het gildepoortje, circa 1967 (fotonummer X4020).

Na de beeldenstorm, in 1566, is het gedaan met het religieuze karakter van de gilden. Vaak verdwijnen ze zelfs helemaal van het toneel. Maar niet in het gematigde, lutherse Woerden. De gilde-altaren verliezen wel hun functie. Met het slijten van de scherpe kantjes van het calvinisme keren de gilden weer terug. Nu als zakelijke belangenverenigingen die de kwaliteit van geleverd werk beschermen, de prijzen bepalen en de concurrentie verbannen. Bijna alle vroegere gilden verliezen hun heiligennaam. We vinden in het zeventiende- en achttiende-eeuwse Woerden uiteindelijk, voor korte of langere tijd, het schippersgilde, het gilde van ijzersmeders / smidsgilde, het gilde van de pan- tichel- en steenbakkers, het kleermakersgilde, het gilde van ververs en glazenmakers, het gilde van de timmerlieden, metselaars, radenmakers, schrijnwerkers, schaaf- en boorhoutmakers, en het gilde van de leerlooiers, schoenmakers en leerverkopers.

De statuten, beschreven in de gildebrief of ordonnantie, worden op verzoek van het gildebestuur vastgesteld door het stadsbestuur en later aangepast (het zogeheten ampliatie). Zo’n gildebestuur bestaat uit twee hoofdmannen en een decaan. Hun benoeming, uit een voordracht met verschillende kandidaten, gebeurt ook door het stadsbestuur. Sommige gilden houden er ook een apart fonds of “gildebussche” op na. Via het lidmaatschap en het afdragen van contributies kun je dan jezelf, en je echtgenote,  verzekeren van een kleine uitkering bij ouderdom en ziekte, of van een behoorlijke bijdrage in je begrafeniskosten. Vaak moeten alle gildebroeders bij de uitvaart van een lid komen opdraven, op straffe van een boete. De ordonnantie van het schippersgilde, 1668 (W001: 219).

Een gilde hanteert meestal een uitgebreid systeem van boetes om te voorkomen dat leden zich niet houden aan de afspraken. Evenzo kunnen niet-leden een boete krijgen als ze de (anti)concurrentieregels overtreden. Sommige maatregelen zijn nogal creatief. Bij het schippersgilde geldt bijvoorbeeld: als je een opgelegde boete niet betaalt, wordt het roer van je schip gevorderd. Er zijn ook boetes vastgesteld voor het trekken van een mes (zes gulden) en voor het gooien van kannen, stokken en stenen, of voor het op de vuist gaan (dertien stuivers). Iemand beledigen kost tien stuivers.

De Franse Revolutie luidt het einde in van de gilden. Op 21 oktober 1811 lijft Frankrijk ons land in. Het zogeheten patentrecht stelt dan dat het niet meer verplicht is lid te worden van een gilde als je een beroep wilt uitoefenen. Er is immers sowieso vrijheid, gelijkheid en broederschap. Marktbescherming past daar niet in. Per decreet van 31 januari 1812 worden de gilden dan ook definitief opgeheven en de resterende busgelden vermaakt aan een passend doel.

 

 

Archieven
  • Stad Woerden, 1393-1811 (W001).
    • Diverse stukken over de gilden (inventarisnummers 219 t/m 225).
Literatuur
  • C.A.J. van Helvoort, Uit Woerden’s verleden. De gilden (Woerden, 1910-1918) (K010).