Waterleidingbedrijf

Waterleidingbedrijf

Gezond en goed drinkwater was tot in het begin van de vorige eeuw in IJsselstein een zeldzaamheid. De inwoners dronken soms regenwater, dat opgevangen werd in tonnen, maar meestal waren ze aangewezen op het water uit de stadsgracht of de Hollandse IJssel. Dat was niet ongevaarlijk, omdat dit water sterk vervuild was. Overigens was IJsselstein geen uitzondering, want vrijwel overal in Nederland werd water gedronken uit sloten of grachten. In 1885 werd er door de gemeente een openbare pomp neergezet op de Plaats, voor het stadhuis. Het water uit die pomp was beter dan het grachtwater, maar voldeed nog niet aan eisen die vanaf 1901 door de Gezondheidswet en andere wetten met betrekking tot hygiëne en veiligheid werden gesteld.

De Gezondheidscommissie uit Wijk bij Duurstede, die toezicht hield op de toepassing van de Gezondheidswetten, was ontevreden over IJsselstein en drong er bij het stadsbestuur op aan actie te ondernemen om het drinkwater te verbeteren. Daarom besloot de gemeenteraad in 1910 om een gemeentelijk gas- en waterbedrijf op te richten en zelf de opwekking en levering van gas en water te gaan regelen. Er werd een stuk land aan het Jaagpad langs de IJssel aangekocht, ongeveer op de grens van IJsselstein, Vreeswijk en Jutphaas, waar een gasfabriek en een watertoren werden gebouwd. Door een grenswijziging aan het eind van de jaren ’80 van de vorige eeuw werd dit terrein deel van de gemeente Nieuwegein, zodat de gebouwen nu in die gemeente staan. Verder werd er ook een uitgebreid buizen- en leidingennet aangelegd. De kosten van het project waren bijna 285.000 gulden, een enorm bedrag voor die tijd. Buurgemeente Vreeswijk toonde belangstelling voor het plan van IJsselstein en al snel kwam het tot een overeenkomst, waarbij de gemeentebedrijven van IJsselstein ook gas en water zouden gaan leveren aan Vreeswijk.

Om het water, dat diep uit de bodem werd opgepompt, te kunnen opslaan werd er in 1911 door het Bredase bedrijf Stulemeyer & Co een watertoren gebouwd volgens een bijzondere bouwmethode, rond 1900 door de Belgische ingenieur Dumas bedacht. Er waren in Nederland maar twee watertorens volgens die methode gebouwd: die van Oudewater, die niet meer bestaat, en die van IJsselstein. 

Het waterleidingbedrijf, dat samen met de gasfabriek één organisatie vormde en onder één directeur stond, draaide de eerste jaren niet erg goed. Hoewel het in de Bouwverordening verplicht werd gesteld om aan te sluiten op het waterleidingnet als een woning op minder dan 15 meter van een hoofdleiding stond en er dus al snel veel “abonnee’s” waren, was het winnen en zuiveren van het drinkwater een kostbare zaak. Na de moeizame beginjaren breidde het waterleidingbedrijf zich vanaf 1925 sterk uit. Nadat eerst de buitenbuurten zoals Eiteren en de Achtersloot op het waterleidingnet waren aangesloten sloot de gemeente IJsselstein in 1928 een overeenkomst met de gemeente Jutphaas over de levering van water en gas. In 1932 werd ook de buurt Hoograven, die toen ook bij Jutphaas hoorde en waar in de jaren daarna veel nieuwe huizen werden gebouwd, aangesloten. De vraag naar water was nu zo groot, dat de bestaande technische voorzieningen het niet meer aankonden. Onder leiding van de energieke directeur J.B. ten Hout werd in 1937 en 1938 het waterleidingbedrijf gemoderniseerd en uitgebreid.

Tijdens de Duitse bezetting wist het personeel het waterleidingbedrijf onder moeilijke omstandigheden toch draaiende te houden. Na de oorlog steeg het waterverbruik al snel, vooral door de groei van Hoograven en omdat het waterleidingbedrijf nu ook water leverde aan de buurt Achthoven onder Linschoten. Om Hoograven beter te kunnen bedienen werd er in 1954 een nieuw aanjaagstation gebouwd en werden verouderde pompen en installaties vernieuwd.

De gemeente IJsselstein groeide zelf ook in de jaren ’50: de wijken Nieuwpoort en Kasteel werden ontwikkeld en opnieuw leek het waterleidingbedrijf de grote vraag naar water niet aan te kunnen. Het probleem loste zichzelf echter op: in 1957 werd het Waterleidingbedrijf Midden-Nederland opgericht, dat alle kernen, die tot de gemeente Utrecht behoorden, van drinkwater zou voorzien. Binnen vijf jaar verloor het IJsselstein waterleidingbedrijf zo zijn “klanten” in Hoograven, Kanaleneiland en een deel van Jutphaas: die werden allemaal onderdeel van de gemeente Utrecht. Sindsdien leverde en verspreidde het waterleidingbedrijf alleen nog maar drinkwater in de eigen gemeente en leverde het water aan Vreeswijk, dat zelf voor de verdere doorvoer naar woningen en bedrijven zorgde. In 1971 liep ook dit laatste af, toen Vreeswijk en Jutphaas tot de nieuwe gemeente Nieuwegein werden samengevoegd. Het waterleidingbedrijf kon de grote groei van de gemeente IJsselstein vanaf de jaren ’70 daardoor met de bestaande gebouwen en voorzieningen opvangen, hoewel er in 1974 wel weer een modernisatie noodzakelijk was.

In 1975 kwam er een nieuwe Waterleidingwet tot stand. Die was voor de provincie Utrecht aanleiding om te proberen één waterleidingbedrijf voor de hele provincie te stichten. Aanvankelijk wist de gemeente IJsselstein te voorkomen, dat het waterleidingbedrijf opgenomen zou worden in het Waterleidingbedrijf Midden-Nederland, maar tenslotte bleek het financieel en organisatorisch niet langer mogelijk om zelfstandig te blijven. De gemeenteraad besloot op 26 maart 1992 om het waterleidingbedrijf te verkopen aan Midden-Nederland, waarmee er per 1 januari 1993 een einde kwam aan ruim tachtig jaar zelfstandige gemeentelijke drinkwatervoorziening in IJsselstein.

Archief
  • Archief Gemeentebedrijven IJsselstein, 1911-1994 (Y035);
  • Archief Gemeente IJsselstein, 1811-1942 (Y002), invnrs. 265-271 en 921-925;
  • Archief Gemeente IJsselstein, 1943-1979 (Y053), invnrs 1000, 1168-1193 en 1446.
Literatuur
  • Bernt Feis en Herman Rutten, IJsselstein in Bedrijf (Alphen aan den Rijn, 1988), pp. 31-32.
  • Ivy Koopmans, Gas- en waterleidingbedrijf IJsselstein 1911-1992 (IJsselstein, 1992).