Begraven in IJsselstein

Begraven in IJsselstein

Sinds 1310, het jaar waarin de Nicolaaskerk in IJsselstein in gebruik werd genomen, begroeven de IJsselsteiners hun overledenen in de gewijde bodem in en rondom het kerkgebouw. In de kerk werden de rijke inwoners ter aarde besteld; de kerkvloer bevat nog vloerzerken die daaraan herinneren. De minder rijken werden rondom de kerk, op het kerkhof, begraven. Ook na de reformatie, toen het kerkgebouw in hervormde handen overging, bleef de kerk in gebruik als begraafplaats. Zowel hervormden of “gereformeerden”, zoals die toen genoemd werden, als Rooms-Katholieken werden er begraven.

Nadat er in de Franse tijd al de nodige hygiënische en bouwkundige bezwaren waren ontstaan tegen het begraven in de kerk maakte koning Willem I er bij Koninklijk Besluit van 22 augustus 1827 een definitief einde aan. Vanaf 1 januari 1829 werd het begraven in kerkgebouwen verboden en moest elke gemeente een algemene begraafplaats oprichten. Die begraafplaats moest minstens 35 meter van de bebouwde kom liggen, ommuurd worden en zo groot zijn, dat er ruimte was voor vijf keer het aantal mensen, dat per jaar begraven werd.Het stadsbestuur wist nog een half jaar uitstel van het verbod te bedingen, maar vanaf juli 1829 moest ook IJsselstein een algemene begraafplaats hebben. De Rooms-Katholieken hadden sinds 1822 een eigen begraafplaats met gewijde aarde achter hun schuilkerk aan de Havenstraat; dit bleek echter onder de nieuwe wet zo lastig, dat ze besloten om hun doden ook op de aan te leggen algemene begraafplaats ter aarde te bestellen, op een speciaal afgescheiden gedeelte

De gemeente kocht begin 1829 een groot stuk land in de polder Neder-Oudland langs de Eitersedijk, tegenwoordig Eiteren. Dit lag 300 meter buiten de stad en bood ruimschoots de vereiste ruimte. Omdat een muur wel erg kostbaar bleek besloot het financieel niet zo draagkrachtige IJsselstein om in plaats daarvan een gracht om de begraafplaats te graven. Op de begraafplaats zou een baarhuis worden gebouwd en een hek worden geplaatst. De totale kosten bedroegen ruim 3500 gulden. De Rooms-Katholieken wilden een eigen hek om hun deel van de begraafplaats, wat de gemeente hen toestond. Ze mochten zich echter niet bemoeien met de benoeming van de grafmaker, dat was een zaak van de gemeente! Op 3 juli 1829 werd Jan Beelo, op 34-jarige leeftijd gestorven, als eerste begraven op de nieuwe begraafplaats, in een “rooms armengraf”.

Lange tijd voldeed de algemene begraafplaats op Eiteren aan de behoefte aan grafruimte, maar rond 1865 was die behoefte langzamerhand groter dan het beschikbare terrein. Het probleem werd opgelost doordat in 1865 de Rooms-Katholieken een eigen begraafplaats in gebruik namen aan de Groenendijk; de katholieke graven werden geruimd, waardoor er meer plaats kwam voor graven voor andere gezindten. Dit was ook de aanleiding voor een nieuwe indeling van de graven, waarbij de oude indeling slechts gehandhaafd bleef voor een aantal oude eigen graven van notabele IJsselsteinse families als Van der Roest en Immink en voor enkele predikantengraven.

De groei van de gemeente IJsselstein bracht ook een toename van het aantal begrafenissen met zich mee. Halverwege de vorige eeuw werd duidelijk dat de begraafplaats op Eiteren daarvoor niet lang meer de nodige ruimte kon bieden. Datzelfde probleem deed zich ook voor op het Rooms-Katholieke kerkhof, daar was de nood nog groter. Het zou echter nog tot 1973 duren voordat de gemeente in overleg met het Rooms-Katholiek parochiebestuur een locatie voor een nieuwe begraafplaats vond. Die was aan de Noord IJsseldijk, waar geschikt en voldoende terrein kon worden aangekocht. Na nog enkele juridische strubbelingen met bezwaarmakers kon in 1975 begonnen worden met de daadwerkelijke aanleg en de bouw van een aula. Het terrein bood voldoende grafruimte voor de eerstvolgende 25 jaar en indien nodig was er nog uitbreiding mogelijk. Op 1 juli 1976 werd de algemene begraafplaats De Hoge Akker officieel in gebruik genomen. De algemene begraafplaats aan Eiteren wordt sindsdien alleen nog voor incidentele begrafenissen van oude rechthebbenden gebruikt.

Archief
  • Gemeentarchief IJsselstein 1811-1942 (Y002), invnrs 778-793.
Literatuur
  • Bart Rietveld, “…naar gelang den rang en den stand der overledenen”: geschiedenis van begraven en begraafplaatsen te IJsselstein, in: Hïstorische Kring IJsselstein 107-108 (2004), pp 1-40.