Sint-Nicolaasbasiliek (RK)

Sint-Nicolaasbasiliek (RK)

Nadat in 1577 de oude Sint-Nicolaaskerk door de Reformatie in handen van de hervormden kwam, kerkten de katholieken in schuilkerken. Aanvankelijk kwamen zij bijeen in de Molenstraat, van 1635-1780 in een schuilkerk aan de Havenstraat. Hier werd ook een nieuwe statiekerk gebouwd, die later parochiekerk werd, waarvoor in 1887 de huidige in de plaats kwam. De bisschop van Utrecht, mgr. Snickers, wijdde de nieuwe kerk op 5 september 1887 in onder heel slechte weersomstandigheden.

In 1885 was begonnen met de bouw van de neogotische driebeukige hallenkerk. Alfred Tepe, een bekende architect, ontwierp deze grote en zeer bijzondere kerk. Het werd in ons land een van de meest geslaagde voorbeelden van de Neo-Gotiek. Het oorspronkelijke interieur van de kerk is goed bewaard gebleven. De drie altaren, de heiligenbeelden, het triomfkruis, de kruisweg en koorbank zijn omstreeks 1890 vervaardigd in het atelier van W.F. Mengelberg te Utrecht. Verder bevinden zich in de kerk een barokke preekstoel en communiebank, die vermoedelijk uit Antwerpen afkomstig zijn. Bijzonder zijn ook de glas-in-lood-vensters, waarvan de oudste uit 1889 en de jongste uit 1972 dateert. Uitgebeeld worden : de verlossing van de mens, taferelen uit het leven van Jozef, de acht zaligsprekingen, taferelen uit het leven van Maria, het sacrament van de doop, de verering van Onze-Lieve-Vrouw-van-Eiteren (waarvan het oorspronkelijke beeldje uit de middeleeuwen zich in de kerk bevindt), de verkondiging van het geloof, muziek in de kerk en een herarldisch raam. In 1925 is de beschildering van de wanden aangebracht.

Het genoemde beeldje van Maria van Eiteren, dat voor de Reformatie vele pelgrims naar IJsselstein trok, is via allerlei omzwervingen in 1936 in de parochiekerk teruggekomen. De jaarlijkse ommedracht rond 25 juni, waarbij het beeldje door IJsselstein langs Eiteren wort gedragen waar het ooit gevonden is, werd in ere hersteld. Gebedsverhoringen die aan de voorspraak van Maria ven Eiteren werden toegeschreven bezorgde haar de titel “hulp ter nood”.

In de jaren ’60 van de vorige eeuw besloot het kerkbestuur tot sloop van de kerk over te gaan. Protesten van parochianen zorgden ervoor dat er plannen voor restauratie kwamen, die in 1972 konden worden voltooid. Paus Paulus VI verleende in datzelfde jaar de titel van ‘basilica minor’. De eretekenen daarvan, een baldakijn en een met belletjes bekroonde afbeelding van St.-Nicolaas (het zogenaamde Conopeum en Tintinabulum) bevinden zich links en rechts van het hoofdaltaar van de kerk. Sinds die tijd heet deze kerk aan de Nicolaasstraat dan ook St. Nicolaasbasiliek.

Literatuur
  • Truus Aerts en Tonny de Jong, “Rumoer rond een kerk 1960-1972: van afgeschreven kerk naar basiliek” in: Historische Kring IJsselstein, nr 127 (2009), pp. 11-20;
  • Brigitte Giesen-Geurts, Renata Mimpen en Alfons Vernooij,  IJsselstein: geschiedenis en architectuur  (Zeist, 1989), pp. 194-197;
  • Ton H.M. van Schaik, Katholiek rond de basiliek: kerk, arbeid en onderwijs in IJsselstein, 1887-1987 (IJsselstein, 1987).