Woningen aan het Imminkplein
IJsselstein
- Antonius en Cornelius Stichting
- Begraven in IJsselstein
- Beknopte geschiedenis van IJsselstein
- Benschopperweg en Groene Dijk
- Burgemeester Abbink Spaink
- Ewouds Gasthuis
- Gasfabriek en gasbedrijf
- Gemeentewapen
- Grienden, hoepel- en mandenmakerijen
- Hernhutters in 's Heerendijk
- Hoekse molen en gemaal nabij Montfoort
- IJsselbrug
- IJsselstein als stad
- IJsselstein en het Huis van Oranje
- Julianawijk
- Karnemelksegat en Benschoppersluis
- Kasteel IJsselstein
- Klooster Mariënberg
- Korenmolen "De Windotter"
- Kostscholen in IJsselstein
- Meubelindustrie in IJsselstein
- Naoorlogse woningbouw
- Nederlands-hervormde of oude Nicolaaskerk
- Ommedracht en bedevaartsplaats voor Onze Lieve Vrouwe van Eiteren
- Postkantoor aan de Utrechtsestraat
- Rijpickerwaard
- Sint-Nicolaasbasiliek (RK)
- Stadhuis
- Steenfabriek De Overwaard
- Tweede Wereldoorlog
- Vredegerecht en kantongerecht IJsselstein
- Vrijplaats en belastingparadijs
- Waag
- Waterleidingbedrijf
- Woningen aan het Imminkplein
- Zenderpark en Gerbrandytoren
- Ziekenhuis Isselwaerde
Woningen aan het Imminkplein
Op 2 mei 1878 stelde notaris H.D.A.G Immink te IJsselstein de stichtingsakte op van de IJsselsteinsche Bouwmaatschappij NV. De maatschappij had tot doel het kopen, verkopen, bouwen en verhuren van onroerende goederen. Het was een bijzondere onderneming: maar liefst 42 mensen kochten een of meer aandelen om het benodigde kapitaal van 50.000 gulden bijeen te brengen. Onder die eerste aandeelhouders waren niet alleen veel belangrijke IJsselsteinse burgers van protestants-christelijke huize, waaronder de burgemeester, dokter Ter Haer, de steenfabrikanten Keijzer en Kamp en de Rijksbelastingontvanger Van Beresteijn, maar ook een flink aantal rijke boeren en renteniers. Daarnaast kwamen ze ook uit andere plaatsen, zoals de steenbakkers Schalij en Cockwijt uit Jutphaas, een stoombootkapitein uit Krimpen aan de Lek, een reder uit Vlaardingen en een koopman in effecten uit Rotterdam. De initiatiefnemers waren touwslager Willem de Gruijter en hoepelfabrikant Jacobus Kranenburg; zij werden ook de eerste directeuren van de IJsselsteinsche Bouwmaatschappij.
In de eerste twintig jaar van haar bestaan leidde de IJsselsteinsche Bouwmaatschappij een rustig bestaan. Veel ging er in de vennootschap nog niet om. Dat veranderde aan het begin van de twintigste eeuw, toen de Woningwet in werking trad en toen Henrik Arnold Margareeth Immink, een zoon van de notaris, mededirecteur werd. De nieuwe Woningwet bracht de mogelijkheid om sociale woningen met subsidie te bouwen; ook kwamer er eisen en toezicht met betrekking tot de bewoonbaarheid, hygiëne en veiligheid van huizen. Kranenburg en Immink jr, die later notaris in Houten werd, kochten in het centrum van de stad huizenblokjes op om ze aan arbeiders te verhuren. Dat waren huizen in straten als de Schapensteeg en de Kloosterstraat en bij het Kronenbrugplantsoen en aan Eiteren. In 1905 werd er een klein complexje van vijf nieuwbouwhuizen aan de Utrechtseweg gerealiseerd.
In 1910 besloot de IJsselsteinsche Bouwmaatschappij een grote stap vooruit te zetten op het terrein van de sociale woningbouw. Voor een stuk grond aan de Poortdijk, dat de vennootschap had aangekocht, werd een plan gemaakt om er 32 arbeiderswoningen te bouwen. De drijvende kracht achter dat plan moet Immink geweest zijn; zijn collega-directeur en oprichter van de bouwmaatschappij, Kranenburg, was in 1908 gestorven. Voor het ontwerp werd een prijsvraag uitgeschreven, die gewonnen werd door de architect K. van den Berg uit Utrecht. Het plan werd in 1911 uitgevoerd en bestond uit acht wat grotere huizen aan de Poortdijk en 24 kleinere huizen rondom een pleintje, dat vanaf de Poortdijk te bereiken was. Dit pleintje kreeg de naam Imminkplein, naar de notarisfamilie of meer bepaald naar H.A.M. Immink, de initiatiefnemer van de bouw van het complex.
Het Imminkplein werd het eerste arbeiderswijkje in IJsselstein, het “rode dorp” van de gemeente, vanwege de rode dakpannen en de politiek vaak “rode” bewoners van de huizen. Pas negen jaar later, in 1920, kwam er een soortgelijk complex tot stand vanuit de Rooms-Katholieke woningbouwvereniging: de Julianawijk.
Het Imminkplein bleef jarenlang het belangrijkste complex van de IJsselsteinsche Bouwmaatschappij. In de naoorlogse jaren kwam er echter de klad in het onderhoud en was het vooral aan de bewoners zelf te danken, dat de huizen bewoonbaar bleven. Was het Imminkplein eerst nog een vrijstaand complex in de buitenbuurt van de stad, na de oorlog werd het plein omgeven door nieuwbouw. Dat kwam omdat IJsselstein als groeikern was aangewezen.
Geleidelijk deed de IJsselsteinsche Bouwmaatschappij haar bezit over aan de gemeente: rond 1960 al huizen aan de Touwlaan, in de jaren ’70 huizen aan het Kronenburgplantsoen en de Utrechtseweg en tenslotte, in 1982, de huizen aan het Imminkplein en de Poortdijk voor het symbolische bedrag van een gulden. In datzelfde jaar werd de vennootschap, die toen niet meer over onroerend goed beschikte, officieel opgeheven.
Archief
- Archief van de gemeente IJsselstein 1811-1942 (Y002), o.a. invnrs 349, 808/32 en 812/138;
- Notarieel archief IJsselstein 1614-1925 (Y045), o.a. invnr 2946/6915.
Literatuur
- Saskia Raue, “…ieder huis een eigen ledikant: geschiedenis van het Imminkplein” in: Historische Kring IJsselstein, nr 91 (2000), pp. 1-20.