Ewouds Gasthuis

Ewouds Gasthuis

Het Woonzorgcentrum Ewoud in IJsselstein, onderdeel van een grotere koepel van zorgcentra, is de hedendaagse opvolger van een meer dan zeshonderd jaar oude zorginstelling: het Ewouds Gasthuis. Het Ewouds Gasthuis dankte zijn bestaan aan de verwoesting van het klooster Mariënberg van de Cisterciënzer monniken te Eiteren door bisschop Jan van Arkel in 1348. Bij het klooster behoorde een gasthuis, een huis waar ouderen en zieken verzorgd en verpleegd werden. Na de vernieling en wederopbouw van het klooster kreeg het gasthuis een eigen gebouw in de stad. Vanaf de vijftiende eeuw stond het op de hoek van de Benschopperstraat en de Kloosterstraat, nabij het “nieuwe” klooster Mariënberg. Het gasthuis was genoemd naar en gewijd aan twee broers Ewoud, martelaars uit de zevende eeuw die heilig werden verklaard. Het Ewouds Gasthuis werd losgeweekt van het klooster en werd vervolgens via omwegen een stedelijke instelling.

Na de Hervorming werd het gasthuis in 1577 ondergebracht in het voormalige kloostergebouw aan de Benschopperstraat en het huidige Kloosterhof. Het Ewouds Gasthuis werd sindsdien gezamenlijk bestierd door de stad en de Hervormde diaconie. Het toezicht namens de stad was de verantwoordelijkheid van twee gasthuismeesters; de dagelijkse leiding in het gasthuis was in handen van de binnenvader en binnenmoeder. Behalve zieken en ouderen werden er in het Ewouds Gasthuis ook armen en weeskinderen ondergebracht en verzorgd. De bewoners van het gasthuis waren onderworpen aan een streng reglement, dat door de binnenvader en –moeder streng werd nageleefd. Het geheel werd betaald uit inkomsten van onroerend goed in en om IJsselstein en uit bijdragen van de Hervormde diaconie en het stadsbestuur.

De bewoners van het Ewouds Gasthuis, die daartoe in staat waren, werden in het eerste kwart van de achttiende eeuw aan het werk gezet, onder meer in een zijdewinderij, wat ook voor inkomsten zorgde.Het Ewouds Gasthuis werd vanaf de zeventiende eeuw vrijwel uitsluitend door Hervormde armen en zieken bevolkt; de Rooms-Katholieken brachten hun behoeftigen in eigen huizen onder. Rond 1800 is er serieus geprobeerd ook Rooms-Katholieken de kans te geven om in het Ewouds Gasthuis te verblijven, maar dat werd door de Hervormde kerkenraad en het stadsbestuur tegen gehouden.

Na de Franse tijd trok het stadsbestuur zich terug uit het beheer van het gasthuis, maar hield het nog wel een toeziende taak; in 1859 werd het Ewouds Gasthuis volledig een kerkelijke, Hervormde instelling en verdween ook de laatste stedelijke gasthuismeester. De bevolking van het gasthuis bestond vanaf de negentiende eeuw vooral uit ouderen; hun welzijn was nog altijd aan een binnenvader en –moeder toevertrouwd. Veel waren het er niet, het aantal inwoners van het Ewouds Gasthuis lag in de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw steeds rond de 20.

Het Ewouds Gasthuis bleef gedurende die periode gevestigd in het vroegere kloostergebouw, dat al sinds 1577 in gebruik was. In 1953 was het pand in zo’n vervallen staat, dat het niet meer te bewonen was. De laatste bewoners van het Ewouds Gasthuis verhuisden in dat jaar naar een ander gebouw aan de Kerkstraat. Die locatie werd op zijn beurt in 1972 verlaten, toen het nieuwe Ewoud complex aan de huidige Jan van der Heydenweg in gebruik werd genomen.

Organisatorisch veranderde er veel: er kwam een nieuwe “Stichting Hervormd Gasthuis voor wonen en verzorging Ewoud”, die later in een nog groter verband opging. De naam van het complex houdt de herinnering aan het verdwenen Ewouds Gasthuis in stand.

Archief
  • Archief van het Ewoud Gasthuis 1477-1861 (Y034).
Literatuur