Vredegerecht en kantongerecht IJsselstein

Vredegerecht en kantongerecht IJsselstein

Toen het Koningrijk Holland in 1810 bij het Franse keizerrijk werd ingelijfd werd overal in het voormalige koninkrijk de Franse wetgeving van kracht. Dat gold ook voor bestuur en rechtspraak. De Fransen verdeelden het huidige Nederland in kantons, bestuurs- en rechtsgebieden rondom een wat grotere plaats. In de provincie Utrecht waren acht kantons: één daarvan was het kanton IJsselstein waarin, behalve IJsselstein, onder andere Montfoort, Linschoten, Lopik, Benschop, Jutphaas en Vreeswijk waren opgenomen.
De rechtspraak in een kanton werd vanaf 1811 uitgeoefend door een “juge de paix” of vrederechter. Het takenpakket van de vrederechter was uitgebreid: ze spraken vonnissen uit in eenvoudige zaken over overtredingen zoals scheldpartijen, huurproblemen, arbeidsconflicten of burenruzies en waren aanwezig bij het beschrijven van nalatenschappen waar minderjarigen bij betrokken waren. Ook moesten zaken, die in een hogere rechtbank (de rechtbank van eerste aanleg) behandeld werden, eerst voor de vrederechter gebracht worden, die dan probeerde door bemiddeling de zaak te schikken om zo de hogere rechtbank te ontlasten. De vrederechter werd bijgestaan door een griffier. Na het vertrek van de Fransen in 1813 bleef de vrederechter bestaan, vanaf 1838 onder de naam kantonrechter.

Ook in het kanton IJsselstein was een vrederechter en later een kantonrechter benoemd, hoewel dit pas in 1816 gebeurde.  De rechtszaken van de vrederechter en kantonrechter werden gehouden in het Stadhuis van IJsselstein. De kantonrechter van IJsselstein werd, behalve door de griffier, ook geholpen door een gerechtsdienaar. Die zorgde voor de openbare orde in de rechtszaal en beheerde het huis van bewaring van het kanton, dat bestond uit een paar hokken, die de naam cellen nauwelijks verdienden, in de kelder van het Stadhuis. Voor de wat deftiger of minder criminele klanten van het vrede- en kantongerecht waren er nog twee kamers op de zolder ingericht. Een speciaal benoemde commissie van deftige IJsselsteinse heren hield toezicht op de gevangenverblijven. In 1858 werd het Stadhuis te klein en minder geschikt als huis van bewaring. Daarom kocht de Commissie van Toezicht een huis aan de Weidstraat, vlak achter het Stadhuis, waarin sindsdien de “klanten” van het kantongerecht werden ondergebracht.

De eerste vrederechter van IJsselstein werd in 1816 benoemd: het was Hanzo Lemstra van Buma (1762-1847), de schout en secretaris van Benschop en Noord-Polsbroek, afkomstig uit Sneek, waar hij in de jaren ’80 van de achttiende eeuw een patriottenkrant uitgaf. Van Buma kreeg in 1843, toen hij 81 jaar was, ontslag en werd opgevolgd door de man die sinds 1833 als griffier bij het vredegerecht en kantongerecht had gewerkt, jhr mr Jan Pieter Strick van Linschoten (1805-1881). Strick van Linschoten bleef in functie tot 1877. Behalve kantonrechter was hij lid van Provinciale Staten van Utrecht en dijkgraaf van het Hoogheemraadschap van de Lekdijk Benedendams. De kantonrechters woonden allebei in Benschop: Lemstra van Buma in het dorp en Strick van Linschoten in het landhuis Zeevliet.

In 1877 werd de rechterlijke organisatie van Nederland opnieuw veranderd. Het kantongerecht IJsselstein werd, ondanks protesten van het gemeentebestuur, opgeheven; het grondgebied werd verdeeld over de kantongerechten te Utrecht en Woerden. Het Huis van Bewaring aan de Weidstraat werd door de gemeente als politiebureau ingericht; een deel ervan is nog enige tijd als hoepelfabriek gebruikt.

Vrederechters, sinds 1838 kantonrechters van IJsselstein:
1816-1843    H. Lemstra van Buma
1843-1877    jhr mr J.P. Strick van Linschoten

Griffiers van het vredegerecht, vanaf 1838 kantongerecht van IJsselstein:
1816-1833    mr L.C. Paling
1833-1843    jhr mr J.P. Strick van Linschoten
1843-1853    jhr mr L.H. van Asch van Wijck
1853-1855    mr K.W.A. Gey van Pittius
1855-1867    mr C. Visser
1867-1875    mr J. Vosmaer
1875-1877    mr A.W.C.Th. Grothe

Archieven
  • Archief van het gemeentebestuur van IJsselstein 1811-1942 (Y002), invnrs 708-709.

De archieven van de vredegerechten en kantongerechten in de provincie Utrecht berusten in Het Utrechts Archief (archiefnrs 394-10 en 99).