Geboorte- en doopregistratie

Geboorte- en doopregistratie

Tijdens de Franse Tijd (1795-1813) trok de overheid meer taken, en daarmee macht, naar zich toe. Veel van de nieuwe toegeëigende rollen waren vergaand en uiteindelijk permanent. Een voorbeeld daarvan is bevolkingsadministratie, zoals de burgerlijke stand, dat onder meer als doel had om beter zicht te krijgen op belasting- en dienstplichtige burgers. Met de burgerlijke stand worden de momenten van geboorte, trouwen en sterven van personen geregistreerd. De burgerlijke stand werd in 1811 in geheel Nederland ingevoerd, vlak nadat (noordelijk) Nederland onderdeel was geworden van het Franse Keizerrijk. Dit jaartal is daarmee een van de belangrijkste breuklijnen wat betreft stamboombronnen, want de akten van de burgerlijke stand zijn uniformer en vaak veel gedetailleerder dan de bronnen voor 1811. Daarom wordt hieronder een en ander toegelicht op basis van het feit of de bronnen van voor of na 1811 gevormd zijn.

 

Doopregistratie tot 1811: kerkelijke bronnen

Hoewel (sommige) overheden in de periode van de Republiek (1588-1795) een vorm van bevolkingsregistratie hadden, waren het vooral kerken die de grote levensmomenten bijhielden. Dit deden ze onder meer omdat deze momenten belangrijk waren voor de gemeenschap en de kerk inkomen verkreeg uit de diensten die ze leverde tijdens dopen, bruiloften en begrafenissen. Omdat vrijwel alle Nederlanders voor 1811 tot een kerkgenootschap behoorden, zijn de diverse doop-, trouw- en begraafboeken van de kerken de geijkte bronnen om stamboomonderzoek mee te doen waar het de Vroegmoderne Tijd betreft. Gelet op het kerkelijke karakter van de bronnen is het noodzakelijk om te bepalen tot welk kerkgenootschap een bepaalde voorouder behoorde. Personen in de Nederduitse Gereformeerde Kerk (later Nederlandse Hervormde Kerk), de door de staat bevoorrechte kerk waartoe velen behoorden, laten zich het makkelijkste terugvinden. Maar mensen uit andere kerkgenootschappen – katholieken, lutheranen, remonstranten, doopsgezinden, enzovoort – zijn soms lastiger terug te vinden. Het is verder goed om te beseffen, dat kerkelijke bronnen vaak sterk verschillen in kwaliteit. Anders dan de latere akten van de burgerlijke stand, die qua opmaak uniform waren, is de kwaliteit van kerkelijke registers wisselend en hing af van degene die het boek bijhield. Veel kerkelijke registers uit de periode van de Republiek en de Franse Tijd werden gevorderd door de overheid en als zogeheten retroacta gebruikt, zodat ambtenaren van de burgerlijke stand hieruit konden putten. Dit verklaart mede waarom overheidsinstanties, zoals het RHC, deze kerkelijke bronnen tegenwoordig in beheer hebben.

In een doopregister van een kerk is meestal de volgende informatie te vinden:

  • de naam van het kind
  • de doopdatum
  • de namen van de ouders

Wat vaak ontbreekt zijn geboortedatums en -plaatsen. Maar omdat een kind meestal binnen enkele dagen tot weken na de geboorte gedoopt werd, wijken de doopdatums niet al te veel af van de geboortedatum. Geboorteplaatsen zijn lastiger te achterhalen, maar met enige kennis van de lokale historie is soms te bepalen of het kind in een plaats of regio geboren is.

Belangrijke uitzonderingen op de norm dat de meeste personen als pasgeborenen terug te vinden zijn in doopregisters zijn doopsgezinden en joden. Doopsgezinden, ook wel bekend als mennonieten, werden pas rond het twintigste levensjaar gedoopt en zijn dus meestal niet op jonge leeftijd terug te vinden in de administratie. Voor joden geldt dat jongetjes soms wel terug te vinden zijn als pasgeborene, omdat ze besneden werden en daarvoor bestaan zogenaamde besnijdenisregisters. Maar joodse meisjes werden uiteraard niet besneden en zijn daardoor ook onzichtbaar in de bronnen op jonge leeftijd.

Verder is het goed om te weten dat rooms-katholieke registers in het Latijn gesteld zijn. In principe geeft dit niet veel problemen: de meeste termen die gebruikt worden zijn standaard en het zijn er bovendien niet veel, dus men heeft ze gauw genoeg onder de knie. Echter, de latinisering van namen verhult de oorspronkelijke Nederlandse namen en die zijn vaak niet volledig te reconstrueren. Men kan dus nooit compleet zeker zijn of een Joannes Petrii de Jong door zijn familie en vrienden Johannes, Johan, Jan of Hannes werd genoemd en ook niet of zijn vader Petrus, Pieters of Peter heette.

 

Geboorteregistratie vanaf 1811: burgerlijke stand

Sinds de invoering van de burgerlijke stand moet elke geboorte binnen drie dagen bij de gemeente worden aangegeven. De ambtenaar van de burgerlijke stand maakt een gestandaardiseerde akte op met informatie over de geboorte. Doorgaans, maar niet altijd, is de vader degene die de aangifte doet.

In een geboorteakte is de volgende informatie te vinden:

  • geslacht en voornamen van de baby
  • namen, leeftijden, beroepen en andere details van de ouders
  • datum, uur en soms adres waar de geboorte heeft plaatsgevonden
  • datum en andere details aangaande de aangifte
  • getuigen: tot 1934 waren er twee getuigen nodig bij deze aangifte, vaak bekenden van de familie, maar in sommige gevallen medewerkers van de gemeente

Een belangrijke uitzondering op de bovenstaande details zijn geboorteakten aangaande buitenechtelijke kinderen. Meestal wordt in dergelijke gevallen alleen de moeder genoemd, tenzij er een vader(figuur) is die het kind erkend. Er kan ook sprake zijn van een latere erkenning van het kind door de biologische vader, wat dan vaak in marge van de akte vermeld staat. Hieraan gaat een erkenningsproces vooraf. Daarnaast zijn er akten van vinding. Dit zijn akten aangaande vondelingen die ook in het geboorteregister worden opgenomen.

 

Indexen

Via de indexen op onze website, kunt u zoeken in de volgende doop- en geboortebronnen: