Rechthuis Het Wapen van Linschoten en Snelrewaard

Rechthuis Het Wapen van Linschoten en Snelrewaard

Midden in het dorp Linschoten ligt aan de Dorpstraat 32-34 het oude café “Het Wapen van Linschoten en Snelrewaard”. In de volksmond stond het ook wel, naar de uitbater, als “Van Eijk” bekend.

Het pand is een rijksmonument en kent een lange historie. Hier was zeker al vanaf 1585 het rechthuis van Linschoten gevestigd. Aanvankelijk zal er door het bestuur van het gerecht Linschoten en Mastwijk voor haar bijeenkomsten gewoon een kamer in de herberg zijn gebruikt. Later kreeg het plaatselijke bestuur een eigen vaste ruimte in het pand. Ook toen in de 19e eeuw de gemeente Linschoten ontstond, verhuurde de herbergier de opkamer als raadkamer. Zo ontving vanaf 1895 herbergierster Cornelia Leemkoel, weduwe van Anthony Soutendijk, 75 gulden per jaar, terwijl haar opvolger Willem Johannes de Goederen ditzelfde in 1898 in een nieuw contract liet vastleggen. Pas in 1919 kwam er een apart gemeentehuis.

Het Wapen van Linschoten en Snelrewaard bood dus eeuwenlang onderdak aan de lokale bestuurders. Hieronder bevonden zich ook de nodige polderbesturen. Daarnaast hielden de schout en schepenen er tot de Franse tijd hun zittingen. Op het platteland bleef hun taak daarin beperkt tot civiele zaken, zoals geschillen tussen de bewoners over betalingen en schulden, erfscheidingen enzovoorts. Voor criminele zaken moest men vanuit Linschoten naar het Hof van Utrecht. Verder registreerden schout en schepenen de verkoop van onroerende goederen, hypotheekakten en testamenten, boedelscheidingen en voogdijzaken.. Voor schout en schepenen werden ook huwelijken gesloten, vooral door de rooms-katholieke inwoners van Linschoten die niet voor de heersende hervormde kerk wilden trouwen..

Volgens een stuk uit 1805 was er in het rechthuis van Linschoten “van oude tijden af” een waag gevestigd. De bewoner van het huis was altijd waagmeester geweest. Hij inde de waaggeleden en verdiende volgens de tarieflijst bjivoorbeeld zes stuivers voor het wegen van een varken.

Kortom, Het Wapen heeft altijd een grote bedrijvigheid gekend, die verder ging dan alleen de horeca-functie. Aan het pand is te zien dat er in de loop der tijd veel aan verbouwd is. Het kent drie verschillende soorten bakstenen, die staan voor de diverse perioden. Het oudste deel grenst direct aan rivier de Linschoten. In de opkamer, de raadkamer, staat nog een bakstenen schouw en zijn, evenals in de kelder, 17e eeuwse tegeltableaus met bloempotten bewaard gebleven. De zijvleugel met het lessenaarsdak dateert van het eind van de 18e eeuw of begin 19e eeuw, terwijl het tussenstuk ook van latere tijd (18e eeuw) is. Om de sporen van de bouwgeschiedenis aan de buitenkant aan het zicht te ontrekken was het pand witgepleisterd. Maar bij een restauratie in 1937 werd dit teniet gedaan. Huidige eigenaar is de vereniging Hendrick de Keyser, die zich inzet voor het behoud van monumenten.

Literatuur
  • J.G.J. van Booma, Inventarissen van de archieven van de gerechten onder Linschoten, 1560-1813 (Woerden, 2010);
  • Fred Gaasbeek en Charles Noordam, Montfoort: geschiedenis en architectuur (Zeist, 1992), pp. 125-127.