Waterschap Gerverscop

Waterschap Gerverscop

De geschiedenis van het waterschap Gerverscop begint in de middeleeuwen. De bisschop van Utrecht, die landsheer was over het gebied, waartoe ook Gerverscop behoorde, gaf stukken veenwildernis ter ontginning uit aan kolonisten. Deze moesten het drassige moerasland droogleggen en het in cultuur brengen. Zo’n stuk moeras werd een “cope” genoemd. Rond het jaar 1150 moet de bisschop ene Gerwert met een cope bedeeld hebben. Gerwert zette het moeras om in vruchtbaar land: Gerwerts cope, later verbasterd tot Gerverscop.

Het drassige land werd eerst drooggemaakt. Dat gebeurde door het water uit het hoger gelegen land via gegraven sloten te laten weglopen in een lager gelegen grotere watergang, in dit geval de Oude Rijn. Vervolgens werden de bomen en beplanting platgebrand en kon het land geschikt gemaakt worden voor akkerbouw.

De oppervlakte van Gerverscop bedroeg ongeveer 345 hecta. De polder lag ten noorden van de ongeveer even oude polder Breudijk, ten westen en zuiden van de Hollandse kade, de grens van het overkoepelende Groot-Waterschap van Woerden, en ten oosten van het jongere waterschap Klein-Houtdijk.

Door inklinking van het land stroomde het water uit de sloten vanaf de veertiende eeuw niet meer vanzelf naar de Oude Rijn. Daarom moest vanuit de lager gelegen polder het overtollig water omhoog gebracht worden en dat gebeurde met een windwatermolen. De eerste vermelding van een watermolen in Gerverscop is in 1503. Deze molen werd in 1673 door het Franse leger verwoest; in 1674 werd hij door een nieuwe vervangen. De molen voerde het water via een molenvliet ter hoogte van de Putkop in de Oude Rijn. De molen stond overigens niet in het waterschap zelf, maar in het naburige waterschap Klein-Houtdijk.

De schout van het gerecht Gerverscop (eigenlijk waren het er twee, omdat het grondgebied van de polder deels onder Holland en deels onder Utrecht viel en elk stuk zijn eigen schout had) hield met twee heemraden of poldermeesters toezicht op de dijken en sloten in de polder. Dat gebeurde aan de hand van een “schouwbrief” of reglement. De oudst bekende schouwbrief van Gerverscop is uit 1620. Voor het beheer van de molen waren er naast de poldermeesters ook twee molenmeesters.
In 1862 werden de inrichting en taken van het polderbestuur van Gerverscop opnieuw vastgelegd in een Bijzonder Reglement, dat goedgekeurd werd door Provinciale Staten van Utrecht. Het bestuur van het waterschap, zoals het vanaf toen genoemd werd, bestond uit een voorzitter en twee bestuursleden of heemraden. De heemraden werden gekozen uit de gezamenlijke grondeigenaars of ingelanden; de voorzitter werd benoemd, vaak uit de ingelanden, maar ook erbuiten. Zo was soms de burgemeester of gemeentesecretaris van Harmelen voorzitter van het waterschap.

In het begin van de twintigste eeuw kwam er ook een verandering in de bemaling van het waterschap. De oude windmolen werd in 1907 vervangen door een stoomgemaal en in datzelfde jaar gesloopt. Het stoomgemaal, ontworpen door E.G. Wentink, werd in 1931 omgebouwd tot elektrisch gemaal. Vanaf 1961 ging dit gemaal ook de bemaling voor de waterschappen Breudijk en Oudeland-van-de-Indijk voor zijn rekening nemen.
Behalve de zorg voor de bemaling had het bestuur van het waterschap ook het toezicht op de dijken, kades, sloten en wegen in Gerverscop. De belangrijkste dijk was de Gerverscopperdijk, die de grens met het waterschap Breudijk vormde en ook als weg in gebruik was (Gerverscopper Buurtweg).

In de jaren ’60 van de vorige eeuw vond de Ruilverkaveling Harmelen-Kockengen plaats. Daarbij bleek, dat de bestuurlijke organisatie van het waterschap niet meer voldeed aan de eisen, die in die periode gesteld werden met betrekking tot het waterstaatkundig beheer. Per 1 januari 1975 werd het waterschap Gerverscop met alle andere polders en waterschappen binnen het Groot-Waterschap van Woerden opgeheven en ging het op in een nieuw Groot-Waterschap.

Archief
  • Archief van het waterschap Gerverscop, 1668-1974 (H091).
Literatuur