Waterschap Graaf

Waterschap Graaf

Het waterschap Graaf, één van de vijf waterschappen, die gezamenlijk het binnendijks gedeelte van de voormalige gemeente Jaarsveld vormden, was gelegen ten oosten van het dorp Jaarsveld. Het was ongeveer 120 ha groot en werd ten noorden begrensd door de Graafdijk, ten oosten door het waterschap Batuwe, ten zuiden door de Lekdijk en ten westen door de Oude Vaart, de grens met het waterschap Vogelzang. Met Batuwe, Wiel & Vogelzang en Vijfhoeven vormde Graaf één bestuurlijk, waterstaatkundig geheel, het overkoepelend waterschap Batuwe c.a. (cum annexis, met aanbehoren). Dit overkoepelend waterschap werd officieel opgericht in 1864, maar het functioneerde toen al enkele eeuwen als samenwerkende polders.
Graaf werd in de dertiende eeuw ontgonnen vanuit het watertje de Lobeke. De oudste afwatering liep hoogstwaarschijnlijk, net als die van Batuwe, via de Lobeke (de latere Lopikerwetering) en vervolgens via de Zevender en de stadsgracht van Schoonhoven naar de Lek. Door zijn relatief hoge ligging was de polder Graaf rond 1600 het enige waterschap, dat nog zonder molen op de Lopiker Voorwetering kon uitwateren. Die afwatering ging via vier duikers door de kade van de Voorwetering. Dat was niet de meest geschikte manier van waterafvoer. Daarom gingen in 1889 enkele grondeigenaren in het westelijk deel van Graaf een overeenkomst aan met de waterschappen Vogelzang en Wiel om via het kort daarvoor gestichte stoomgemaal van die waterschappen uit te malen. De heer van Jaarsveld, W.C.M. Begram, was de eerste, maar in 1911 sloten ook de meeste andere grondbezitters in westelijke Graaf een dergelijk contract. De kosten van duikers en extra uitwateringssloten kwamen uiteraard voor rekening van de grondeigenaren zelf. De grondeigenaars in het oostelijk deel van Graaf sloten in 1912 een bemalingsovereenkomst met het waterschap Batuwe. Er kwamen twee duikers, waarvan één in de Uitweg bij Lopikerkapel, om het overtollig water uit oostelijk Graaf af te voeren naar de molenvliet van Batuwe. Deze manier van bemaling bleef tot aan de opheffing van het waterschap Graaf per 1 januari 1974 in stand.
Graaf kreeg zijn inkomsten vrijwel geheel uit de omslag over de ingelanden, de grondeigenaars. Die betaalden jaarlijks een bedrag per hectare land. Het beheer van de polder kostte relatief weinig, omdat er geen eigen molen was. De uitgaven bestonden vooral uit het betalen van bijdragen aan de naburige waterschappen voor het bemalen: Graaf was daarvoor in twee districten verdeeld met verschillende omslagen, het ene district betaalde aan Batuwe, het andere aan Vogelzang en Wiel. Ook de duikers in de Graafdijk moesten door Graaf onderhouden worden. Tenslotten moesten de ingelanden van Graaf meebetalen aan het onderhoud van Enge IJssel, de Lopiker Voorwetering met de daarover liggende Fuikenbrug en Graafsebrug en aan een paar wegen in Jaarsveld, zoals de Rolafweg, de Damweg en het Lange Zandpad (later de S.A. van Alterenweg geheten).
Het bestuur van het waterschap Graaf werd gevoerd door een overkoepelend bestuur, dat ook de andere vier Jaarsveldse waterschappen bestuurde. De leider van het polderbestuur vóór 1864 was de schout, later de burgemeester van Jaarsveld. Hij werd bij het bestuur bijgestaan door zes heemraden, die in de zeventiende eeuw nog “gezworenen“ werden genoemd. Vijf van die heemraden kwamen uit elk van de afzonderlijke polders, de zesde was voor het zogenaamde “Groot Generaal“, de gezamenlijke belangen van de vijf polders. Ze werkten aan de hand van een handvest of reglement, dat Jan van Vianen, heer van Jaarsveld, in 1497 had uitgegeven. Dat reglement werd pas in 1714 vervangen door een nieuw reglement, dat tot 1864 voor de vijf polders in gebruik bleef. In 1864 werd door Provinciale Staten van Utrecht een nieuw Bijzonder Reglement vastgesteld, waardoor het polderbestuur zou bestaan uit een voorzitter en vijf bestuursleden, waarvan er altijd één landeigenaar of pachter in het waterschap Graaf was. Dit bestuur werd gekozen door de tien hoofdingelanden, die weer gekozen werden door de grondeigenaars. Het waterschapsbestuur vergaderde tot 1914 in het gemeentehuis van Jaarsveld, daarna in het Dijkhuis van de Lekdijk Benedendams aldaar. De secretaris-penningmeester was altijd een ambtenaar van de gemeente Jaarsveld, later Lopik.
Vanaf 1960 bleken de organisatie en de grootte van de waterschappen in de Lopikerwaard niet meer te voldoen aan de eisen, die het moderne waterstaatsbeheer stelden. Daarom werden er grotere waterschappen opgericht en als gevolg daarvan werd het waterschap Graaf per 1 januari 1974 opgeheven en ging het op in een groter waterschap Lopikerwaard. Dat ging in 1994 op zijn beurt op in het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Archief:

  • Archief van het waterschap Batuwe, Graaf, Vogelzang, Wiel en Vijfhoeven en rechtsvoorgangers, 1616-1973 (H055).

Literatuur:

  • W.F.J. den Uyl, De Lopikerwaard II: de waterschappen (Utrecht, 1963), p. 561-626.