Bodegraven

Bodegraven

Beknopte geschiedenis van Bodegraven

De oudste aanwijzingen van bewoning in Bodegraven bestaan uit archeologische vondsten. Op de zuidelijke oever van de Rijn, waar het riviertje de Oude Bodegrave in de Rijn vloeit, was een vrij grote Romeinse versterking, onderdeel van de verdedigingslinie van de Rijn als grens van het Romeinse Rijk. De Romeinen zijn hier waarschijnlijk van circa 50 tot circa 250 n.Chr. geweest.

Na een paar donkere eeuwen blijkt er rond 1050 weer een woongemeenschap te zijn nabij de Oude Rijn ter plaatse van het huidige dorp. Bodegraven, aanvankelijk onderdeel van het gebied van de bisschop van Utrecht, werd in 1281 in pand gegeven aan de Hollandse graaf Floris V; sedertdien behoort Bodegraven tot Holland.Bodegraven: Oude Markt

In de 15e eeuw kreeg Bodegraven een belangrijke functie bij de waterbeheersing in de regio: in het centrum van het dorp werd de eerste sluis in de Rijn gebouwd. Sedertdien ontwikkelde Bodegraven zich economisch gunstig: het verkeer, dat in die tijd vooral over water ging, moest er stoppen en daar profiteerden de Bodegraafse handel en nijverheid van. In het begin van de 16e eeuw kreeg het dorp echter te maken met brandschatting en plundering. In 1507 en 1512 werd Bodegraven bezocht door Gelderse troepen onder Maarten van Rossum, die een rokende puinhoop achterlieten. De grootste rampen moesten echter nog komen.

1672 was ook voor Bodegraven een Rampjaar. De verdediging van Holland door de Prins van Oranje en zijn troepen werd geleid vanuit een schans tussen Bodegraven en de buurtschap Nieuwerbrug. De Franse vijand wist echter via een omweg, over het ijs door de Meije, Bodegraven van achteren te benaderen. Nadat zij bij Gouwsluis onder Alphen door de troepen van de Republiek verslagen werden, keerden de Fransen verbitterd terug naar Woerden, maar niet na in Zwammerdam en Bodegraven een waar bloedbad te hebben aangericht. Vrijwel het gehele dorp Bodegraven ging in de as.

Het duurde een aantal jaren voordat Bodegraven weer opgebouwd was: van de Dorpskerk (of Galluskerk) was alleen nog een stuk van de toren over. Een ander gevolg van de gebeurtenissen in het Rampjaar was de bouw van een fort op de plaats, waar in dat jaar de Prins van Oranje zijn hoofdkwartier had. Dit fort, de Wierickerschans, vormde een belangrijk punt in de Oude Hollandse Waterlinie en is als historisch monument nog altijd aanwezig. Bodegraven bleef groeien: de landbouw in de polders rondom het dorp floreerde en ook de handel en nijverheid in het dorp ontwikkelde zich gunstig. Maar in 1870 werd de gemeente met een nieuwe ramp geconfronteerd. Op 31 mei brak er in een bakkerij in het dorp brand uit. Het vuur sloeg over op andere huizen en legde in korte tijd een groot gedeelte van het centrum in de as. De Dorpskerk bleef gespaard, maar ruim 100 huizen, de Lutherse kerk en het gemeentehuis gingen verloren.
Opnieuw likte Bodegraven zijn wonden en als een phoenix herrees het dorp uit zijn as. Nieuwe impulsen op economisch gebied deden het dorp weer groeien: in 1878 kwam er een spoorwegstation en in 1882 werd een wekelijkse kaasmarkt opgericht, die een doorslaand succes werd.

Tot aan de Tweede Wereldoorlog maakte Bodegraven een geleidelijke ontwikkeling door van een voornamelijk agrarische gemeenschap naar een gemeenschap, waarin handel en industrie een steeds belangrijkere plaats gingen verwerven. Daarnaast werd na 1950 de woningbouw actief ter hand genomen, vooral in het gebied ten zuiden van de spoorlijn, zodat Bodegraven een aantrekkelijke woon- en werkgemeente werd. De gemeente had bijna 20.000 inwoners toen ze met ingang van 1 januari 2011 samen met de gemeente Reeuwijk is opgegaan in de nieuwe gemeente Bodegraven-Reeuwijk.

Archieven (selectie)

Archief van het schoutambacht Bodegraven 1530-1811 (B001);
Archief van het gemeentebestuur van Bodegraven 1811-1941 (B002);
Archief van het gemeentebestuur van Bodegraven 1941-1979 (B051);
Archieven van de polders, gelegen onder de gemeente Bodegraven (H102, H105, H117 en H118)

Literatuur

W.R.C. Alkemade en J.P. Lokker, De Kaasrepubliek: een korte geschiedenis van politiek en bestuur in Bodegraven (Bodegraven, 2010);
P.C. Beunder, Bodegravens bont verleden door de bank genomen: opmerkingen en schetsen om de oudere geschiedenis van Bodegraven en ruime omgeving in beeld te krijgen (Bodegraven, 1998);
Cock Karssen, Bodegraven in oorlogstijd: kroniek van de tweede wereldoorlog (Bodegraven, 1985);
Cock Karssen, ’t Deftige Dorp: kleine geschiedschijving van Bodegraven (Bodegraven, 1979);
Cock Karssen, De Meije: historie van een buurtschap met karakter (Bodegraven, 1981).