Dorpsbrand van 1870

Dorpsbrand van 1870

In de namiddag van 31 mei 1870 verliet bakker Moll zijn bakkerij aan de Overtocht, op de grens van Bodegraven en Zwammerdam, om aan zijn ventronde te beginnen. Hij vergat echter zijn oven goed uit te doen, waardoor vermoedelijk houtspaanders op zijn zolder in brand waren geraakt. Binnen korte tijd stond de bakkerij in lichterlaaie. De uitgerukte Bodegraafse brandweer kreeg de brand niet onder controle; een harde zuidwestenwind verspreidde het vuur in de richting van de dorpskern. Spoedig vielen ook de nabijgelegen panden ten prooi aan het vuur.

Bodegraven: vlak na de dorpsbrand van 1870

Toen de vonken over de Oude Rijn waaiden en aan de overkant een houten schuur in brand raakte begon zich een ramp af te tekenen. De vlammen sloegen over naar de potten- en pannenwinkel van Dirk van der Hoorn (de eigenaar probeerde nog iets te redden, maar stierf, toen hij onder een vallende muur terecht kwam) en vervolgens ging het grootste deel van de Kerkstraat in vlammen op. Aan de overzijde van de Rijn was de “Tocht” (de Van Tolstraat) al een vuurzee.

De brand ging de hele nacht door. De brandweer van Alphen, Zwammerdam en Woerden verleenden bijstand, evenals de brandspuit van de Wierickerschans, waardoor in de ochtend van 1 juni de brand tenslotte bedwongen werd. Bodegraven kon de balans opmaken: ongeveer honderd panden in de Kerkstraat, Brugstraat, Noordstraat en op de Overtocht waren verwoest. De Lutherse kerk, het Hervormd Weeshuis en de befaamde kostschool van Van Buuren waren tot rokende puinhopen verworden. De gemeentelijke administratie was, ter voorbereiding op de bouw van een nieuw gemeentehuis, in het Hotel van Haaften ondergebracht; ook dit ging in de vlammen op, met een flink deel van het gemeente-archief. De Hervormde kerk bleef als door een wonder gespaard, evenals het pasgebouwde Hotel Blom. Ruim 130 gezinnen waren dakloos.

De hulpverlening kwam snel op gang. Het ministerie van Oorlog stelde tenten beschikbaar voor de daklozen en uit heel Nederland kwamen er giften in geld en natura, waarmee de ergste nood gelenigd kon worden. Er verscheen een scala aan boekjes, prenten, gedichten en preken, die verkocht werden ten behoeve van het noodlijdende dorp.

Opmerkelijk snel wist Bodegraven zich te herstellen van de ramp. Binnen enkele jaren werden de meeste afgebrande panden opnieuw opgebouwd, vaak mooier en groter dan de oorspronkelijke ooit waren geweest. Het dorp herrees, aldus een latere geschiedschrijver, “als een Phoenix uit zijn as”.

Literatuur:
  • Cock Karssen,“’t Deftige dorp”: kleine geschiedschrijving van Bodegraven (Bodegraven/Alphen a/d Rijn, 1979), pp 20-27;
  • Eberhard, Een blik op Bodegraven en zijne ramp (z.p., 1870);
  • “Kranteberichten over de ramp te Bodegraven op dinsdag 31 mei 1870” in: Boreft in vroeger tijd: grepen uit de historische ontwikkeling van Bodegraven (Woerden, 1967), pp 28-47.