Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Beknopte geschiedenis van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, dat 82.000 hectare beslaat, omvat het zuiden en midden van de provincie Utrecht ten westen van de Utrechtse Heuvelrug en nog een deel van de provincie Zuid-Holland. In dit gebied hebben de waterschappen een eeuwenoude geschiedenis. Duizend jaar geleden was vooral de strook land tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Kromme Rijn bewoond. De hoger gelegen delen werden gebruikt voor de landbouw, voornamelijk graan, en de wat lagere delen voor de veeteelt. De bevolking nam toe en daarmee de behoefte aan meer landbouwgrond. Aangezien naar het westen toe voornamelijk moerassig gebied te vinden was moest dit ontgonnen worden. De moerasdelen die de bisschop van Utrecht ter ontginning uitgaf werden systematisch ontwaterd. Dwars op een bestaande of gegraven afwatering werden op vaste afstanden sloten gegraven, terwijl om het hele gebied een dijkje of kade werd gelegd om gebiedsvreemd water te weren. Dit staat bekend als de “cope-ontginning” en wordt gekenmerkt door de lange smalle kavels, vaak in de “standaard”-maat van circa 110 meter breed en 1250 meter lang. De oude benaming “cope” stond voor de overeenkomst die de bisschop met de ontginners sloot en is nog terug te vinden in diverse poldernamen, zoals Heycop, Willeskop en Gerverscop.

In de ontgonnen gebiedjes dienden sloten, dijkjes en wegen onderhouden te worden door de ingezetenen; de organisatie van dit onderhoud vormde de basis voor de waterschappen. Ter behartiging van gemeenschappelijke belangen van de waterschappen ontstonden ook overkoepelende organen zoals het Groot-Waterschap van Woerden (1322) voor de gemeenschappelijke uit- en afwatering en de Hoogheemraadschappen van de Lekdijk Bovendams (1323) en Benedendams (1328) voor de gezamenlijke verdediging tegen het Lekwater.

De afwatering van de waterschappen, die in den beginne rechtstreeks op vooral de Rijn en de IJssel plaatsvond, werd door daling van de bodem en dichtslibbing van de rivieren steeds problematischer. Het werd nodig het water omhoog te brengen, hetgeen vanaf de vijftiende eeuw werd gerealiseerd door middel van watermolens. Eeuwenlang hebben deze molens het waterpeil in de polders en waterschappen op de gewenste hoogte gehouden. De uitvinding van de stoommachine betekende echter het einde voor het grootste deel van de voor het Nederlandse landschap zo kenmerkende molens. Met meer gemak en niet afhankelijk van wind konden de stoomgemalen (vanaf ca. 1870) het water wegwerken. In de twintigste eeuw werd vaak de stoommachine vervangen door een dieselmotor en later vooral door een elektrische aandrijving.

Door de grondwet van 1848 werd in de dertig jaar daarna meer eenheid gebracht in de organisatie der waterschappen. Voorheen regelde vaak het ambachts- of dorpsbestuur ook de waterschapszaken. In 1858 werd door de provincie Utrecht een Algemeen Reglement voor de polders en waterschappen opgesteld, terwijl vervolgens de polders en waterschappen ieder apart een Bijzonder Reglement kregen, toegesneden op de plaatselijke omstandigheden. In deze tijd zien we ook de eerste samenwerkingsverbanden en fusies ontstaan. Rond 1850 waren er nog ongeveer 150 polders en waterschappen binnen het gebied.

Na wat kleinere fusies in de daaropvolgende eeuw ging het vanaf 1970 hard: in 1980 waren er nog maar vier waterschappen, te weten Kromme Rijn (1971), Lopikerwaard (1974), Leidse Rijn (1980) en het Groot-Waterschap van Woerden (1975). In 1994 werden de eerste drie samengevoegd tot De Stichtse Rijnlanden, en in 1995 werd het Groot-Waterschap van Woerden hier nog bijgevoegd. De taken der waterschappen werden uitgebreid; naast beheersing van de waterkwantiteit werd ook de zorg voor de waterkwaliteit aan de waterschappen opgedragen.Rioolwaterzuiveringsinstallaties werden van de gemeenten overgenomen, en dankzij het integrale waterbeheer is het vele water in het groene hart van Nederland nu volledig onder controle en schoon, hetgeen de flora en fauna van dit prachtige gebied sterk ten goede komt.

Literatuur
  • Y.M. Donkersloot-de Vrij e.a., De Stichtse Rijnlanden, geschiedenis van de zuidelijke Utrechtse waterschappen (Utrecht, 1993);
  • Adriaan Haartsen Utrechts water: 1000 jaar waterbeheer in de Stichtse Rijnlanden (Utrecht, 2008).