Polders Groot- en Klein-Hekendorp

Polders Groot- en Klein-Hekendorp

Toen in 1975 het Groot-Waterschap van Woerden werd gereorganiseerd leidde dat tot opheffing van een groot aantal waterschappen en polders. Ook de polders Groot-Hekendorp en Klein-Hekendorp, op dat moment gelegen in de gemeente Driebruggen en vóór 1964 in de gemeente Hekendorp, gingen op in het nieuwe Groot-Waterschap. De twee polders hadden een lange geschiedenis.

Beide polders zijn in de twaalfde eeuw ontgonnen vanuit de Hollandse IJssel, volgens de methode zoals die op veel plaatsen in de Hollandse en Utrechtse laagvlakte plaats vond. De bisschop van Utrecht gaf moerassig en bebost land uit aan ontginners, vaak Friezen (Hekendorp zou verwijzen naar de Friese naam Heveke), die het land in cultuur brachten door de bossen te kappen en het moeras droog te leggen. Dat laatste gebeurde door het afvoeren van overtollig water via gegraven sloten naar de Hollandse IJssel. Het land lag hoger dan de rivier, waardoor het water makkelijk afliep. Omdat het land met de tijd door inklinking (bodemdaling)  lager kwam te liggen dan de hoofdwatergangen en het dus niet meer van zelf de IJssel instroomde moesten er nieuwe maatregelen genomen worden. Dat probleem deed zich het eerst voor in het westelijk deel van de ontginning, de latere polder Groot-Hekendorp.

Groot-Hekendorp had een oppervlakte van ongeveer 465 hectare; het was het bewoonde deel van Hekendorp met een aantal boerderijen langs de Noord-IJsseldijk. Groot-Hekendorp voerde zijn overtollig water via een sluis door de Noord-IJsseldijk de rivier in. Die IJsseldijk was kort na de ontginning aangelegd om de IJssel, toen nog een getijdenrivier die regelmatig het nieuwgevormde land overstroomde, te keren. Vanaf de zestiende eeuw ging de afvoer van het overtollig water door het dalen van de bodem steeds moeizamer.  De oplossing werd gevonden in het bouwen van twee windmolens. Die molens maalden het water omhoog naar een zogenaamde boezem, een bassin dat als tijdelijke opvang van het water diende; via die boezem ging het water vervolgens door de sluis in de IJsseldijk de IJssel in. Wanneer Groot-Hekendorp zijn twee molens gebouwd heeft is niet bekend, maar ze waren er al in 1615. Ze stonden aan de noordzijde van de boezem, ongeveer 750 meter landinwaarts vanaf de dijk halverwege Oudewater en de Dubbele Wiericke. Omdat de polder rechtstreeks afwaterde op de IJssel bleef Groot-Hekendorp lange tijd buiten het Groot-Waterschap van Woerden.

De afwatering werkte goed tot aan het begin van de negentiende eeuw. De Hollandse IJssel was door aanslibbing steeds ondieper geworden en kon het water van Groot-Hekendorp niet goed meer opvangen; daarnaast was ook het sluisje in de IJsseldijk in slechte staat en zou het veel geld kosten om dat te herstellen. In 1815 besloot het polderbestuur om aansluiting te zoeken bij het Groot-Waterschap  om, via de Dubbele Wiericke, het overtollig water van Groot-Hekendorp naar de Oude Rijn te kunnen afvoeren. Dat leidde tot de “inname” van Groot-Hekendorp in het Groot-Waterschap. Er werd in datzelfde jaar 1815 een nieuwe wipwatermolen gebouwd aan de Oostkade in Goejanverwelle, direct aan de Dubbele Wiericke; de twee bestaande wipmolens zijn later afgebroken.

Klein-Hekendorp, het oostelijk deel van Hekendorp, was met zijn 80 hectare de kleinste polder van het Groot-Waterschap. Er woonden tot ver in de negentiende eeuw vrijwel geen mensen in Klein-Hekendorp; het land werd vrijwel volledig door landeigenaren verhuurd aan boeren uit Ruige Weide, Papekop en Hekendorp. In tegenstelling tot Groot-Hekendorp was Klein-Hekendorp al sinds 1612 onderdeel van dat Groot-Waterschap. Dat kwam omdat de polder geen eigen molen had, maar bemalen werd door de naburige polder Papekop & Diemerbroek. Aanvankelijk waterden de twee polders uit op de Hollandse IJssel, maar vanaf 1612 ging dat via de Kromwijkerwetering op de Oude Rijn. Klein-Hekendorp en Papekop & Diemerbroek sloten in 1647 een contract, waarin onder meer bepaald werd, dat het water van Klein-Hekendorp via een duiker in de Ruigeweidsedijk bij Oudewater de polder Papekop & Diemerbroek werd ingebracht. De ingelanden van Klein-Hekendorp zouden eenmalig 700 gulden betalen voor de duiker en andere werken en daarna een jaarlijkse bijdrage van drie gulden en vijftien stuivers. Die situatie is eeuwenlang niet veranderd:: ondanks pogingen van Papekop & Diemerbroek en van het provinciebestuur van Utrecht was Klein-Hekendorp niet bereid om meer voor zijn bemaling te betalen dan de jaarlijkse f 3,75. Pas in 1962 werden de twee polders het eens over een bedrag, dat meer paste bij de werkelijke kosten van het bemalen. Het bestuur van de polders bestond vanaf de

zeventiende eeuw uit de schout van Hekendorp met voor Groot-Hekendorp drie en voor Klein-Hekendorp twee heemraden. Zij zorgden voor het beheer en onderhoud van de watermolen en molenvlieten en controleerden of de landeigenaars en boeren hun deel van de dijken en sloten in goede staat en op diepte hielden. Dat deden zij aan de hand van een schouwbrief of reglement, waarin stond op welke manier de polder bestuurd en de schouw of controle uitgevoerd moest worden. De oudst bekende schouwbrief van Klein-Hekendorp dateert van 1627 en werd in 1644 aangevuld; van Groot-Hekendorp is geen eerdere schouwbrief bekend dan die van 1816, opgesteld na de inname in het Groot-Waterschap.

De schouwbrieven bleven van kracht tot halverwege de negentiende eeuw, toen er overal in Zuid-Holland en Utrecht nieuwe reglementen vastgesteld voor hoogheemraadschappen en polders. Groot-Hekendorp kreeg in 1858 en Klein-Hekendorp in 1859 een Bijzonder Reglement. Het dagelijks bestuur van elk van de polders bestond voortaan uit een voorzitter met de titel van schout en twee bestuursleden, die heemraden (Groot-Hekendorp) of poldermeesters (Klein-Hekendorp) genoemd werden. Het dagelijks bestuur werd bijgestaan door een secretaris en een penningmeester. Zij voerden de administratie, gaven vergunningen af en controleerden, net als voorheen, de dijken, kades en sloten in de polder. Verder stond er nog een molenaar of een machinist op de loonlijst van de polder.

De gezamenlijke grondeigenaars in de polder kwamen een paar keer per jaar met het bestuur bijeen om over de belangrijke zaken te beslissen, zoals de vaststelling van de begroting en de rekening, het benoemen van heemraden en personeel, de bouw of renovatie van de molen of het gemaal, het aangaan van geldleningen en het uitvoeren van grotere, dus duurdere werken aan kades, dijken en bruggen.

De molen van Groot-Hekendorp functioneerde gedurende de negentiende eeuw goed, maar werd wel steeds kostbaarder in onderhoud. De polder hield nog lang vast aan windbemaling, maar rond 1915 werd de molen zo slecht dat er maatregelen genomen moesten worden om droge voeten te blijven houden. In 1919 besloten de ingelanden tot het vervangen van de molen door een dieselmotorgemaal met centrifugaalpomp. Daartoe werd de bovenkap van de molen afgebroken en werd de onderbouw aangepast en verbouwd tot machinegebouw. De centrifugaalpomp werd geleverd door Stork te Hengelo; de aandrijving gebeurde door een Crossley motor. De totale kosten bedroegen ongeveer 20.000 gulden. Het nieuwe gemaal werd in 1920 in gebruik genomen en bleef tot begin jaren ’60 goed functioneren. Rond die tijd bleek het machinegebouw (de voormalige molen) zo slecht, dat het vervangen moest worden, terwijl ook de pomp en molen gereviseerd moesten worden. Het machinegebouw werd gesloopt en in 1962 vervangen door een nieuw. Met de revisie van de pomp en de motor beliepen de totale kosten voor Groot-Hekendorp ongeveer 90.000 gulden. Dit nieuwe gemaal is daarna nog lange tijd in gebruik geweest. In 1993 werd een nieuw gemaal aan het begin van Ruige Weide in gebruik genomen voor zowel Groot-Hekendorp als Klein-Hekendorp; het gemaal aan de Oostkade werd toen buiten gebruik gesteld.

In de jaren ’60 van de vorige eeuw bleek de organisatiestructuur van de waterschappen niet meer te voldoen aan de eisen, die aan schoon water, droge voeten en veilige dijken gesteld werden. Dat leidde ertoe, dat overal in Nederland kleine waterschappen en polders werden samengevoegd of opgenomen in grotere verbanden. Met ingang van 1 januari 1975 kwam er daardoor ook een eind aan het zelfstandig bestaan van de polders Groot-Hekendorp en Klein-Hekendorp. Met circa dertig andere polders en waterschappen gingen ze op die datum op in een nieuw ingericht Groot-Waterschap van Woerden.

Archieven
  • Archief van de polder Groot-Hekendorp 1612, 1702-1974 (H092);
  • Archief van de polder Klein-Hekendorp (1627) 1693-1974 (H098).
Literatuur
  • Marijke Beek en Marius Kooiman, Oudewater: geschiedenis en architectuur (Zeist, 1993), pp. 42-45 en 277;
  • Jan van Es, Grenswater: geschiedenis van het Groot-Waterschap van Woerden 1226-1995 (Utrecht, 2009);
  • Cor van Someren, De afwachtenden: de geschiedenis van Goejanverwellesluis tot Hekendorp (Gouda, 1999), pp. 15-17.