Beknopte geschiedenis van Papekop

Beknopte geschiedenis van Papekop

De voormalige ambachtsheerlijkheid, later de gemeente Papekop lag in het uiterste westen van de provincie Utrecht. Ze bestond uit de buurten Papekop en het ten oosten ervan gelegen Diemerbroek. Als zelfstandige gemeente behoorde Papekop tot 1820 tot de provincie Utrecht en daarna tot de provincie Zuid-Holland. Na verschillende bestuursorganisatorische wijzigingen is Papekop uiteindelijk in 1964 opgeheven en bij de gemeente Driebruggen gevoegd. Van oorsprong bestond het grondgebied grotendeels uit moeras, in eigendom van de bisschop van Utrecht. Deze gaf stukken grond uit om te ontginnen: de zogenaamde cope-ontginning. Voor het gebied van “Pape-cope” bepaalde hij dat de opbrengst van deze ontginning gebruikt werd om de pastoor, de paap, van Waarder te voorzien in levensonderhoud.

De heerlijkheid Papekop en Diemerbroek is tot 1801 in het bezit van de familie van Vlooswijck geweest en nog daarvoor van de familie De Merode. Het plaatselijk bestuur van Papekop en Diemerbroek bestond uit verschillende colleges. Schout en schepenen bestuurden het dorp en spraken recht in eenvoudige zaken; schout en heemraden verrichtten daarnaast de bestuurstaken met betrekking tot het polderbeheer. De vergaderingen en rechtszittingen vonden plaats in de herberg aan Tappersheul, dat de status van ‘Rechthuis’ had.

De Staatsregeling van 1798 zorgde ervoor dat alle ambachten en gerechten met schout en schepenen verdwenen. In plaats daarvan werden er gemeenten met een gemeentebestuur en een municipale raad ingesteld. Vervolgens werden in 1811 de gemeenten Papekop, Hekendorp, Lange Ruige Weide, Waarder en Barwoutswaarder samengevoegd tot de “gecombineerde mairie Waarder”. Deze situatie werd na het verkrijgen van de onafhankelijkheid weer teruggedraaid en per 1 april 1817 werd de gemeente Papekop opnieuw opgericht. Pas met de invoering van de Gemeentewet vanaf 1851 kreeg het gemeentebestuur de uiteindelijke samenstelling zoals dit tot aan de opheffing in 1964 gebleven is.

Papekop werd doorkruist door de Papekopperdijk, die tevens de doorgaande weg van Woerden en Waarder naar Oudewater was en nog steeds is. Aan het einde van deze dijk lag het gehucht Tappersheul, dat is ontstaan op het punt waar de weg van Papekop naar Oudewater kruist met de Ruige Weide. Op dit kruispunt bevond zich in de Kerkwetering een sluisje, ook wel ‘heul’ genoemd. Daarbij stonden enkele woningen en een café, vandaar de naam ‘Tappers-heul’. Rond 1820 is de sluis gesloopt. Tappersheul bestaat tegenwoordig voornamelijk uit een bedrijventerrein.

 

Papekop is altijd een agrarisch dorp geweest met aan het begin van de 20e eeuw 76 huizen. Volgens de plaatsbeschrijving van Van der Aa uit 1848 vond de gehele bevolking haar bestaan in landbouw en veeteelt. Toch gold dit niet voor iedereen. Zo waren er een schoenmaker, een timmerman en een kleermaker in het dorp. Daarnaast bestond de kleine dorpskern uit een school en een koffiehuis, waarvan één van de bovenkamers diende als vergaderruimte voor de gemeenteraad. Er was geen winkel, maar de levensmiddelen werden door venters uit omliggende plaatsen aan huis bezorgd. Voor andere dingen moest men naar Oudewater. Dat gold ook voor zaken met betrekking tot de gemeente. Er was geen gemeentesecretarie binnen de gemeente zelf; deze bevond zich in Oudewater. Kerkgangers moesten ook uitwijken naar omliggende plaatsen, omdat er in Papekop geen kerk stond. Twee derde deel van de bevolking bestond uit Gereformeerden en Nederlands Hervormden en ging naar Oudewater of in Hekendorp naar het kleine kerkje op de dijk. Een derde van de bevolking was Rooms-Katholiek en ging in Oudewater ter kerke. Door de aanleg van de spoorweg in 1855 en de bouw van een treinstation in Papekop in 1857 werd het iets drukker in de gemeente en kwam er zelfs een tram tussen Oudewater en het station tot stand. De opheffing van het spoorwegstation in de jaren ’30 van de vorige eeuw maakte hieraan echter een einde.

Archief
  • Archief van het gerecht Papekop en Diemerbroek 1588-1811 (R030);
  • Archief van het gemeentebestuur van Papekop 1811-1942 (R031);
  • Archief van de gemeenschappelijke secretarie van Hekendorp, Lange Ruige Weide en Papekop 1942-1964 (R040), doosnrs 18-21.
Literatuur
  • A. J van der Aa Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, dl 9 (Gorinchem (1847), p. 54;
  • Marijke Beek en Marius Kooiman, Oudewater: geschiedenis en architectuur, (Zeist, 1993);
  • G.A.F. Maatje, Heren van Vlooswijck, heren van Papekop” in: Heemtijdinghen, jg 31 (1995), nr 1, pp. 9-17.