Waterschappen Zegveld en Zegvelderbroek
Zegveld
Waterschappen Zegveld en Zegvelderbroek
De waterschappen Zegveld en Zegvelderbroek lagen in de gemeente Zegveld en werden ten noorden begrensd door de (Oude) Meije, ten oosten door de Grecht, ten zuiden door de polders Rietveld en de Bree en ten westen door de Meijepolder. Zegveld was ongeveer 500 hectare en Zegvelderbroek ongeveer 1000 hectare groot.
Het landschap in Zegveld en omgeving is, zoals veel polders in het Stichts-Hollandse grensgebied, ontstaan in de middeleeuwen. Zegveld behoorde met Kamerik-Mijzijde en de Bodegraafse Meijepolder tot het oude Miland, het land van het riviertje de Meije. De polder Zegveld wordt rond 1265 Zecvelt genoemd, terwijl de Lagenbroek, een deel van Zegvelderbroek, in diezelfde periode als Nyencoep bekend staat. De naam Zegveld is waarschijnlijk ontstaan doordat in het gebied veel zegge, een stevig soort rietgras, groeide. Zegvelderbroek dankt zijn naam aan het moerassige deel van het gebied, de zogenaamde broeklanden. Zegveld en omgeving zijn ontgonnen in de twaalfde en dertiende eeuw. De ontginners kregen het broek, het drassige moerasland van de bisschop van Utrecht ter bewerking. Om het geschikt te maken voor landbouw werden de bomen en andere begroeiing gekapt en verbrand en werd het overtollige water via daarvoor gegraven sloten naar grotere watergangen, in dit geval de Oude Rijn en de Oude Grecht, afgevoerd. De eerste eeuwen lag het land hoger dan het water van de Rijn, zodat de afwatering via de gegraven sloten vanzelf ging. De veengrond klonk echter steeds meer in, waardoor het land lager kwam te liggen. Daarom moesten er, waarschijnlijk rond 1500, watermolens gebouwd worden om het water naar de hoger gelegen Rijn te kunnen afvoeren. Dat gebeurde, het eerst voor de Zegvelderbroek, die lager lag (en nog steeds ligt) dan Zegveld, en waarlangs sinds 1488 ook het overtollig water van de polder Achttienhoven werd afgevoerd.
In de zeventiende eeuw waren er drie molens. De Zegvelder molen naast de sluis aan het begin van de huidige Hoofdweg en de Broeker Grechtmolen, bij de grens tussen de polders Zegveld en Zegvelderbroek, losten hun water via de Grecht naar de Rijn; de Broeker Rijnmolen waterde uit via de Rijn en stond in de buurt van die rivier, tussen de polders Rietveld en de Bree. Daarnaast waren er ook nog twee sluisjes. Het ene sluisje lag tussen Zegveld en Zegvelderbroek en de andere lag bij de Zegveldse molen aan de Grecht. De sluisjes werden, net als de molens, door het polderbestuur onderhouden en beheerd, de kosten ervan werden verdeeld over de eigenaars en gebruikers van land in de polders.
De twee aparte polders Zegveld en Zegvelderbroek hadden tot 1862 een gezamenlijk bestuur. Dit bestond uit de schout van Zegveld, drie heemraden uit Zegveld en drie heemraden uit Zegvelderbroek, bijgestaan door de dorpssecretaris. Het polderbestuur hield toezicht op de kades en dijken en zorgde voor de molens en bemaling van de polders. De manier waarop dat moest gebeuren lag vast in een schouwbrief uit 1652, die in 1715 gewijzigd en aangevuld werd en die tot circa 1860 geldig bleef. Goede molens en schone molenvlieten en sloten waren van groot belang. Het kadeonderhoud werd, naarmate de veengrond verder inklonk, steeds belangrijker. Het werk aan de kades, sloten en wegen werd grotendeels betaald door gezamenlijke grondeigenaar, de ingelanden. In zogenaamde hoefslaglijsten werd aangegeven wie welke stukken kade, sloot of weg moest onderhouden. Elk jaar werd twee tot vier keer “geschouwd”, gecontroleerd om te zien of alle werk naar behoren was uitgevoerd.
Halverwege de negentiende eeuw kwamen er veranderingen. Het gezamenlijk bestuur van de polders werd gesplitst, waarbij er twee waterschappen ontstonden met elk een eigen Bijzonder Reglement. Voor Zegveld kwam dat reglement eind 1861, voor Zegvelderbroek een half jaar later, in 1862. Elk waterschap kreeg nu een voorzitter, een secretaris-penningmeester en drie heemraden. Tot 1935 was de burgemeester van Zegveld tevens voorzitter van de twee waterschappen, terwijl de gemeentesecretaris of gemeenteontvanger de functie van secretaris-penningmeester waarnam.
Ook de bemaling van Zegveld en Zegvelderbroek ging in de negentiende eeuw veranderen. De kosten van de drie molens en hun molenaars waren hoog, terwijl de werking vaak te wensen overliet. In 1872 besloten de besturen van Zegveld, Zegvelderbroek en de naburige polder Achttienhoven dan ook tot de bouw van een stoomgemaal. Dat gemaal kwam te staan op de plaats van de Broekermolen aan de Grecht, aan het tegenwoordige Nespad. Hiervoor werd, naast de bestaande drie waterschappen, een nieuw waterschap opgericht met de naam De Gemeene Boezem van Zegveld, Zegvelderbroek en Achttienhoven. Het was aanvankelijk een stoomgemaal, dat later werd omgebouwd tot een electrisch gemaal. Het gemaal is tot 1994 in gebruik geweest en werd toen vervangen door een nieuw, krachtiger gemaal dat ook aan het Nespad werd gebouwd. Het oude gemaal kreeg een woonfunctie en heeft tegenwoordig de status van gemeentelijk monument.
In de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw vond er een grote ruilverkaveling plaats in Zegveld. Daarbij bleek, dat de oude waterschapsorganisatie niet meer goed aansloot bij de nieuwe eisen voor het waterstaatkundig beheer. Vanaf de jaren ’70 werden overal in Zuid-Holland en Utrecht waterschappen en polders samengevoegd tot grotere eenheden. Dat gebeurde ook in Zegveld: per 1 januari 1975 gingen de waterschappen Zegveld, Zegvelderbroek en de Gemeene Boezem van Zegveld, Zegvelderbroek en Achttienhoven op in het nieuwe Groot-Waterschap van Woerden.
Archief
- Archief van het waterschap Zegveld en Zegvelderbroek, (1488) 1651-1857 (H123);
- Archief van het waterschap Zegveld, 1858-1974 (H121);
- Archief van het waterschap Zegvelderbroek (1861) 1862-1974 (H122);
- Archief van het waterschap De Gemeene Boezem van Zegveld, Zegvelderbroek en Achttienhoven (1872) 1874-1974 (H090).
Literatuur
- C.J. van Doorn, Het oude Miland en zijn waterstaatkundige ontwikkeling (Utrecht, 1940);
- Jan van Es, “De dagelijkse zorg om droge voeten: de waterschapsgeschiedenis van Zegveld en Zegvelderbroek” in: Bouwen op het verleden: 1000 jaar Zegveld (Zegveld, 1995), pp. 77-97;
- Jan van Es, Grenswater: geschiedenis van het Groot-Waterschap van Woerden 1226-1996 (Utrecht, 2009).