Kameriksedijk als tolweg

Kameriksedijk als tolweg

De huidige Van Teylingenweg tussen de Kruipin bij Woerden langs de dorpen Kamerik en Kanis tot aan de Oudendam vormde vanouds een belangrijke schakel voor het wegverkeer tussen Woerden en zijn achterland en Amsterdam. De weg, vroeger de “Kameriksedijk” genoemd, liep langs de Kamerikse wetering en was oorspronkelijk een polderdijk, die door de verschillende polders onder Kamerik werd onderhouden. In 1822 werd de dijk met zand en puin beter berijdbaar gemaakt. De kosten ervan werden gedragen door de gemeentebesturen van Kamerik-Mijzijde (ten westen van de weg) en Kamerik-Houtdijken (ten oosten ervan).

De ambachtsheer van Kamerik-Houtdijken, jhr Diderik Gregorius van Teylingen jr, nam in 1838 het initiatief tot oprichting van een “onderneming tot bezanding” van de Kameriksedijk, die de dijk zou laten verbreden en regelmatig met zand in goede staat zou doen houden; ook burgemeester Cornelis Jan Bredius van de Kamerikse gemeentes en secretaris-rentmeester M.J. van Erp Taalman Kip van het Groot-Waterschap van Woerden behoorden bij de oprichters.

Aanvankelijk was ook de Wilnisse Zuwe, tussen Oudendam en het dorp Wilnis, in het plan opgenomen, maar de betrokken gemeentebesturen van Wilnis en Mijdrecht trokken later hun medewerking aan het plan in.

Pas in 1841 kwam er goedkeuring van de hogere overheden voor dit plan. De provincies Zuid-Holland en Utrecht gaven samen 6300 gulden subsidie; de resterende gelden voor de verbreding en bezanding (1200 gulden) kwamen via aandelen binnen. Op 27 juni 1842 werd de weg officieel door de zes commissarissen (bestuursleden) van de “onderneming” geopend met een uitgebreide inspectie, waarna er uitgebreid werd gesoupeerd op de boerderij Boschlost aan Geestdorp, eigendom van jhr Van Teylingen.

Voor het onderhoud van de weg mocht de onderneming tol heffen. Er kwamen twee tolhuizen: de eerste stond aan het begin van het dorp, ter hoogte van de Plompjesbrug, terwijl de tweede aan de Oudendam was gesitueerd. Voor het heffen van de tol werd per tien jaar concessie (toestemming) verleend. De inwoners van Kamerik, de commissarissen, de koninklijke marechaussee en aannemers, die onderhoudswerk verrichtten, waren vrijgesteld van tol.

De “onderneming” bleef tot eind 1917 actief. In 1918 nam het gemeentebestuur van Kamerik de weg in eigendom en onderhoud over. De extra kosten, die dit opleverde, werden gedekt door het voortzetten van de tolheffing, nu door de gemeente. Pas op 1 januari 1932 kwam er een definitief einde aan de tolheffing: de twee tolgaarders kregen ontslag en de tolhekken werden afgebroken.

In 1955 besloot de gemeente Kamerik de weg officieel “Van Teylingenweg” te noemen, naar de ambachtsheer, die aan de wieg van de “onderneming” stond en die er tot zijn dood in 1872 voorzitter van was.

Archieven
  • Archief van de Commissie van de administratie over den Kamerikschen dijk 1838-1925 (W085);
  • Archief van de gemeente Kamerik 1857-1941 (W014), inv.nrs. 285-286.
Literatuur
  • C. Timmerman en H. Nap, “Diederik Gregorius van Teylingen (1784-1872)”  in: Utrechtse Biografieen: Langs de Oude Rijn (Utrecht, 1999), pp. 171-175.