Gemeentewapen

Gemeentewapen

Het gemeentewapen van de voormalige gemeente Kamerik werd bij Ministeriële Beschikking van 17 augustus 1858 vastgesteld en daarbij beschreven als “zijnde een schild van goud, met drie Andrieskruisen van keel”.

Na een gemeentelijke herindeling in 1857 waarbij uit de gemeenten Kamerik-en-de Houtdijken, Kamerik-Mijzijde, ‘s-Gravesloot en Teckop werden samengevoegd, verzoekt de burgemeester om verlening van een gemeentewapen. Het wapen zou hetzelfde moeten zijn als het wapen van een eerdere, maar weer snel opgeheven, gemeente Kamerik, dat bij Koninklijk Besluit van 11 september 1816 was vastgesteld. Dit wapen was destijds aangevraagd door de toenmalige ambachtsheer van Kamerik, Diederik Gregorius van Teijlingen, onder verwijzing naar het feit dat het wapen al in zijn heerlijkheid aanwezig was, voordat zijn grootvader van moederszijde, Hendrik Selkart, in 1714 de ambachtsheerlijkheid van de Staten van Utrecht had gekocht.

Vermoedelijk is de geschiedenis van het wapen inderdaad zeer oud. In de middeleeuwen bleek dat de familie Gaasbeek van Abcoude heer was van Kamerik, dat destijds ook wel het Gaasbeekgerecht werd genoemd. Omstreeks 1330 huwde ene Gijsbert van Gaesbeek met Johanna van Hoorne, vrouwe van Putten en Strijen. De familie Van Strijen voerde blijkens een aantal zegels uit 1241 al de drie schuinkruizen in het wapen. De genoemde vrouwe van Strijen bracht door haar huwelijk het wapen van Putten en Strijen, zijnde een gouden schild met drie kruizen, naar Kamerik.

Literatuur