Hoenkoop
Oudewater
Hoenkoop
Beknopte geschiedenis van Hoenkoop
De per 1 september 1970 bij Oudewater gevoegde gemeente Hoenkoop lag op de zuidelijke oever van de Hollandse IJssel en vormde een Utrechtse uitstulping in de provincie Zuid-Holland. Het grondgebied bestond uit de polders of waterschappen Hoenkoop, Dijkveld en Rateles. Deze vier polders waren tot aan het eind van de achttiende eeuw zelfstandige gerechten met eigen bestuurders. Hoenkoop is, net als veel andere plaatsen in het Stichts-Hollandse grensgebied, ontstaan in de middeleeuwen. Aanvankelijk was er op de oever van de IJssel wel enige bewoning, maar het drassige land verder ten zuiden ervan werd vanaf circa 1100 door de bisschop van Utrecht aan ontginners uitgegeven. Die ontginners zorgden door ontwatering en omdijking voor vruchtbare landbouwgrond. Zo’n ontginning werd een cope genoemd: de naam Hoenkoop verwijst daar nog naar. Dijkveld en Rateles werden rond 1100 ontgonnen, Hoenkoop rond 1150.
De heren van Vliet, verwant aan de heren van Woerden en bewoners van het Huis te Vliet, waarvan één muur nog in het landschap langs de Goudseweg staat, waren vanaf 1125 heer van Hoenkoop en Dijkveld. Ze bleven dat tot halverwege de zeventiende eeuw. Daarna werden Hoenkoop, Dijkveld en Rateles gesplitst, waarbij de heerlijkheid, de term voor het geheel van bestuur en rechtspraak in die gebieden, verkocht aan particulieren: Hoenkoop werd eigendom van de Amsterdamse familie Huijghens en Dijkveld en Rateles van het Utrechtse geslacht Van Weede.
De kern van de gemeente Hoenkoop was tot in het begin van de negentiende eeuw de Hoenkoopse Buurtweg, die van oost naar west halverwege de gemeente liep. Het was een lint van boerderijen, waar het merendeel van de Hoenkopers woonde en werkte. Vanaf circa 1850 ontstond er een nieuwe kern aan de noordkant van de gemeente, langs de provinciale weg van Gouda naar Utrecht. Ook dit was een lint van huizen, vooral bewoond door boerenarbeiders, arbeiders van bedrijven in het aan de overkant van de weg gelegen Oudewater, winkeliers, kleine ambachtslieden en vanaf circa 1880 ook een huisarts. Het aantal inwoners van Hoenkoop bleef echter tot halverwege de vorige eeuw klein. Rond 1630 woonden er in Hoenkoop, Dijkveld en Rateles zo’n tweehonderd mensen en daarin kwam bijna twee eeuwen nauwelijks verandering. Rond 1820 was het aantal inwoners gestegen tot circa 335; rond 1900 waren er 460 Hoenkopers, rond 1950 waren er 680 en toen de gemeente in 1970 werd opgeheven telde die bijna duizend inwoners.
Het zwaartepunt van de bewoning en bebouwing verschoof vanaf het begin van de vorige eeuw steeds meer naar de kern rond de provinciale weg. Dit bleek te meer in 1925, toen de gemeente een nieuw, nog altijd bestaand raadhuis liet bouwen aan de Goudsestraatweg 11-13. Het was ontworpen door de Oudewaterse bouwkundige S.P. Berkhof. Dit gebouw verving de raadzaal, die de gemeente tot 1925 huurde in een café aan de Damweg. De ambtenaren van de gemeente Hoenkoop hielden kantoor in het gemeentehuis van Benschop: de burgemeester van Hoenkoop was ook burgemeester van Benschop en van Polsbroek en de secretaris en de meeste ambtenaren van Benschop werkten ook voor Polsbroek en Hoenkoop. Deze situatie bleef bestaan tot aan de opheffing van Hoenkoop.
Kort voor de tweede wereldoorlog liet het gemeentebestuur een uitbreidingsplan ontwerpen voor het gebied tussen de Goudsestraatweg en de IJssel aan de westkant van de gemeente. Daar zou een aantal huisjes langs de weg gesloopt moeten worden en zou er een wijkje met woningwetwoningen gebouwd kunnen worden. Het duurde nog tot 1950 voordat de eerste nieuwbouw gerealiseerd werd, aan de Tramweg, maar in de daaropvolgende twintig jaar kwamen er ruim honderd nieuwe sociale woningen tot stand. De meeste straten werden vernoemd naar verzetsstrijders als Gerrit Jan van der Veen en Titus Brandsma, maar ook Everard van Weede, een vroegere heer van Dijkveld en Rateles, kreeg een straatnaam.
Al rond 1830 werd er gesproken over het samenvoegen van Hoenkoop met een of meer naburige gemeentes. Plannen tot samenvoeging met Willeskop, Benschop en Polsbroek liepen echter spaak op verzet van de Hoenkopers. De voor de hand liggende samenvoeging met Oudewater kwam tot 1945 niet aan de orde: Hoenkoop lag immers in de provincie Utrecht en Oudewater in Zuid-Holland. Na de oorlog werd de provinciegrens steeds minder dwingend. Een plan om Oudewater bij de provincie Utrecht te voegen en dat te combineren met de samenvoeging met Hoenkoop werd tenslotte in 1970 uitgevoerd. Met ingang van 1 september 1970 werd de gemeente Hoenkoop opgeheven; tot op de dag van vandaag is het landelijke karakter grotendeels bewaard gebleven.
Literatuur
- Marijke Beek en Marius Kooiman, Oudewater: geschiedenis en architectuur (Utrecht, 1993), o.a. pp. 88-90;
- J.G.M. Boon en H.W. Luten, Hoenkoop in verleden en heden (Hoenkoop, 1970).