Nozemacomplex
Lopikerkapel
Nozemacomplex
De “NV Gemengd Bedrijf Nederlandsche Omroep Zender Maatschappij”, kortweg Nozema, werd op 21 december 1935 opgericht op initiatief van minister De Wilde van Binnenlandse Zaken. In deze NV waren de Nederlandse overheid en de Nederlandse radio-omroepen vertegenwoordigd; ze had als doel het oprichten en instandhouden van radiozendinstallaties en het beschikbaar stellen daarvan aan erkende instanties voor het verzorgen van radioprogramma’s. De oprichting van Nozema was nodig, omdat het gebruik van de middengolfzenders nog niet aan regels gebonden was en het erg “druk” werd in de ether; gevolgen daarvan waren onder meer een slechter wordende ontvangst.
De radioprogramma’s werden sinds de jaren ’20 van de vorige eeuw uitgezonden via zenders in Hilversum en Huizen. Omdat ook de bodemgesteldheid een rol speelt bij het geleiden van signalen via de middengolf en die in het Gooi, zandgrond, daarvoor minder geschikt bleek zocht men naar een andere plaats om een zendinstallatie te bouwen. Die werd gevonden aan de Biezendijk in Lopikerkapel, bijna op de grens met de gemeente IJsselstein. Nadat enkele proeven in Lopik en Jaarsveld uitwezen, dat de Lopikerwaard zeer geschikt was voor het doel werd begonnen met het oprichten van de eerste gebouwen van het zendercomplex “Lopik”. Naar ontwerp van architect B.A. Verhey van het Amersfoortse architectenbureau Dwars, Heederik en Verhey kwam een zendergebouw met twee zendmasten, één van bijna 200 meter en één van 165 meter, tot stand. De twee middengolfzenders verzorgden de programma’s van Hilversum I en Hilversum 2. De eerste steen voor het Nozemagebouw werd op 5 oktober 1939 gelegd door minister Van Boeyen, maar het zou tot het najaar van 1940 duren voordat de zenders in werking kwamen. Op dat moment was Nederland bezet gebied; de Duitsers namen de controle over de zenders over.
De zenders kwamen gelukkig ongeschonden uit de oorlog en al snel was ook Nozema weer actief, onder voorzitterschap van oud-premier Pieter Sjoerds Gerbrandy, die ook voor de oorlog al voorzitter was. De zenders en organisatie van Nozema en de steeds grotere deskundigheid van de PTT met betrekking tot het gebruik van de ether vormde een sterke combinatie voor een nieuw project: Radio Wereldomroep Nederland. Om gerichte radioprogramma’s voor Nederlandse luisteraars overzee te kunnen uitzenden was het noodzakelijk dat er grotere en sterkere zenders kwamen. Om optimaal gebruik te kunnen maken van het al in Lopik aanwezige personeel en materiaal werd het zenderpark in Lopikerkapel uitgebreid. Het nieuwe zendergebouw kwam aan de Hogebiezendijk in de gemeente IJsselstein. De naam “Lopik” was voor de radiozenders echter zo ingeburgerd, dat behalve de nauw bij het project betrokken personen en de inwoners van Lopik en IJsselstein bijna niemand wist waar de Wereldomroep zijn masten werkelijk had staan! Voor veel IJsselsteiners was (en is) het een grote ergernis, dat ook de nog bestaande televisiemast bekend staat als de “zender van Lopik”: vooral notaris A.G. Cool uit IJsselstein ontpopte zich in de jaren ’50 tot een fervent bestrijder van deze feitelijk onjuiste benaming in de landelijke media en het dagelijks spraakgebruik.
Het zenderpark van de Wereldomroep werd in 1953-1954 gebouwd in de architectuurstijl van de Nieuwe Zakelijkheid naar een ontwerp van de architecten B. Merkelbach en P. Elling. Het duurde aanzienlijk langer voordat het hele zendercomplex met zijn vier hoofdzenders en circa twintig antennemasten van 15 tot 85 meter hoogte gereed was: op 2 mei 1960 werd het geheel officieel door Prins Bernhard geopend.
De zenders in Lopik bleken op langere termijn niet meer te kunnen voldoen aan de behoefte aan grotere en krachtiger zendmasten en zenders voor het radioverkeer. De twee middengolfzenders aan de Biezendijk werden in 1965 buiten gebruik gesteld. Tussen 1979 en 1986 werd het Wereldomroep-zenderpark aan de Hogebiezendijk ontmanteld en kwam er een nieuw zenderpark in Flevoland.
De komst van de televisie zorgde ervoor dat de omroep en de Lopikerwaard desondanks nog altijd met elkaar verbonden zijn. In 1951 besloot de regering om bij wijze van proef een televisiezendmast te plaatsen, opnieuw in de buurt van de bestaande zenders. Deze mast was bijna 220 meter hoog, woog 90 ton en kwam te staan langs de Paardenlaan in IJsselstein. Nadat begin jaren ’50 de eerste televisieprogramma’s via de zendmast in IJsselstein waren uitgezonden nam de regering in 1954 het besluit tot het oprichten van meer zenders, die zowel radio- als televisiesignalen konden doorgeven. Deze nieuwe zenders kwamen op verschillende plaatsen in Nederland, zoals Smilde, Markelo, Roermond en Goes; de mast in Midden-Nederland kwam bijna vanzelfsprekend in IJsselstein. In opdracht van Nozema werd in 1958-1959 de nieuwe zendmast gebouwd, bestaande uit een toren van 96 meter met daarop een zendmast van 286 meter, totaal dus 382 meter. Later werd de mast wat ingekort en tegenwoordig is hij circa 372 meter. De oude mast aan de Paardenlaan werd in 1961 gesloopt. De nog altijd in gebruik zijnde zendmast heet officieel Prof.dr. P.S. Gerbrandytoren, naar de oud-premier en voorzitter van Nozema.
De Nozema-gebouwen in Lopik en IJsselstein bestaan nog; op het terrein van het zenderpark van de Wereldomroep bouwde de gemeente IJsselstein vanaf 1996 de woonwijk Zenderpark. De Gerbrandytoren krijgt aan het eind van het jaar altijd nog wat landelijke publiciteit als de kerstverlichting, die er steeds in november wordt aangebracht, feestelijk wordt ontstoken.
Archief
Archief gemeente Lopik 1814-1942 (L048), invnrs 1830-1831, 1835, 1843, 1857 en 1860.
Literatuur
K. Peeters, “Het zenderpark Lopik/IJsselstein” in: Historische Kring IJsselstein, nr 52 (1990), pp. 257-276;
Ben Rebel, “De 8 is een resultante: het Nozema-Wereldomroepgebouw te IJsselstein, een architectuurhistorisch monument uit de tijd van de wederopbouw van de architecten Ben Merckelbach en Piet Elling” in: Historische Kring IJsselstein, nr 76 (1996), pp. 343-356;
W. Vogt, Nozema 1935-1970: korte beschrijving van het heden, de voorgeschiedenis, het ontstaan en de ontwikkeling van de Nozema (z.pl, 1970).