Beknopte geschiedenis van Lopikerkapel

Beknopte geschiedenis van Lopikerkapel

Lopikerkapel is zelfs binnen de gemeente Lopik klein te noemen. Het dorp heeft tegenwoordig bijna 1200 inwoners en dat is al een verdubbeling van het inwoneraantal van de periode 1943-1988. Toch kan deze kleine kern zich beroepen op een aantal opvallende monumenten, zoals de gebouwen van het zenderpark en het Huis te Vliet.

Waarschijnlijk was er al in de achtste eeuw een nederzetting op de hogere gronden van de omgeving van Lopikerkapel. Een belangrijk ijkpunt was de Enge IJssel, die tegenwoordig nog door het midden van het dorp stroomt. Er is meer duidelijk over de geschiedenis van Lopikerkapel vanaf de ontginning van de omgeving Lopik, die relatief vroeg begon, namelijk in de elfde eeuw. Vanaf die tijd zijn er meer bronnen bekend die gaan over bijvoorbeeld de grootgrondbezitters in en rond Lopikerkapel. Het hart van het dorp begin twintigste eeuw, met onder meer zicht op de Enge IJssel (fotonummer: L0508).

Een opvallend historisch gegeven is dat deze relatief kleine plaats lange tijd bestuurlijk is opgedeeld en onder maar liefst drie besturen viel: Lopik, Zevenhoven en Jaarsveld. Het Jaarsveldse deel besloeg het gebied ten zuiden van de Enge IJssel. De grens tussen Lopik en Zevenhoven liep midden door het huidige dorp. Zo stond de kerk op Zevenhovens grondgebied en het Huis te Vliet – waar, verwarrend genoeg, de ambachtsheren van Zevenhoven woonden – op Lopiks territorium. Ondanks de formele bestuurlijke opdeling, waren Zevenhoven en Lopik sterk met elkaar verweven. Daarnaast was er ook met Jaarsveld enige samenwerking, zoals voor de armenzorg. De nauwe banden tussen Lopik en Zevenhoven golden voor het bestuur, zo deelde men de kosten voor de schout, schepenen en andere functionarissen en deden vaak dezelfde personen dienst voor beide gerechten. Maar de samenwerking was ook nauw op waterstaatkundig en kerkelijk vlak. De uiteindelijke formele samenvoeging van Zevenhoven en Lopik was dan ook te verwachten, hoewel dat niet in een rechte lijn ging. Aan het begin van de Franse tijd, in 1795, had men, conform de revolutionaire geest van die tijd, het bestuur van Zevenhoven opgeheven. Dit was echter een pro-forma-opheffing, want dezelfde mensen werden weer aangesteld. Dit bleek geen probleem te zijn, totdat er in het volgende jaar een eedaflegging geëist werd waarin onder meer “het vernietigt aristocratisch Erfstadhouderlijk bestuur” afgezworen diende te worden. Alle functionarissen, tot aan de doodgraver toe, weigerde deze verklaring te tekenen. Hun ontslag volgde, maar de opvolgers wilden hun benoeming vervolgens niet aanvaarden. Omdat het dorp niet zonder bestuurders en ambtenaren kon zijn, werd de lokale overheid van Zevenhoven gecombineerd met Lopik(erkapel). Hoewel Zevenhoven tijdelijk zijn bestuurlijke zelfstandigheid terugkreeg, duurde dit niet lang. In 1812 kwam het weer tot een samenvoeging, die tot op de dag van vandaag permanent is gebleken. Het is mede hierom dat men het ontstaan van Lopikerkapel rekent vanaf 1812.

Maar de naam en het dorp zijn ouder. Zoals gezegd, waren er al diverse nederzettingen in het gebied. De naam “Lopikerkapel” is afgeleid van de dorpskerk, de tegenwoordig hervormde kerk. Omdat de omgeving van Lopik zo uitgestrekt was, was het moeilijk voor de bewoners van de diverse kernen om met regelmaat naar de kerk in Lopik te gaan. Daarom werd in de veertiende eeuw een kapel gesticht, aanvankelijk een hulpkerk voor de kerk in Lopik. In de vijftiende eeuw werd de kapel afgebroken en enige meters naar het oosten herbouwd, op Zevenhovens grondgebied. In 1620 werd de kapel een zelfstandige kerk. Lopikerkapel afgebeeld op een achttiende-eeuwse kaart, met speciale aandacht voor de twee meest iconische gebouwen: de kerk en het Huis te Vliet (fotonummer: A0332_F).

Naast de kerk was het Huis te Vliet een belangrijke aanwezigheid in het dorp. Het Huis werd bewoond door de ambachtsheren van Zevenhoven en zij hadden veel te zeggen in het dorp. Zo benoemde de heer bestuursleden en functionarissen, waaronder de schout, en bepaalde hij mee over de benoemingen van predikanten. Overigens werden de salarissen van deze functionarissen grotendeels door de heer betaald. Verder bood het Huis met zijn landerijen veel werkverschaffing, waarvan veel inwoners van Lopikerkapel financieel afhankelijk waren.

Een typisch onderdeel van de lokale economie was de griendcultuur, met name het teenschillen. De wilgentenen werden gebruikt voor het maken van manden in Oudewater en IJsselstein. Na de Tweede Wereldoorlog werden er minder manden gebruikt en kwam er aan deze beroepstak een einde. De periode na de oorlog wordt daarnaast ook getekend door de komst van meer mensen van buitenaf, die elders in de Randstad werkzaam waren, en gingen mensen uit het dorp meer daarbuiten werken. Want anders dan in de tijd toen een eigen kapel nodig was omdat de wegen slecht begaanbaar waren, is Lopikerkapel tegenwoordig goed bereikbaar. Bovendien is het dorp minder geïsoleerd dan vroeger, omdat IJsselstein steeds meer in de richting van Lopikerkapel uitbreidt.

 

Archieven
  • Gerecht en heerlijkheid Lopik en Zevenhoven, 1584-1813 (L001).
  • Gemeente Lopik, (1811) 1814-1942 (1970) (L048).
  • Gemeente Lopik, (1931) 1943-1988 (1995) (L091).

 

Literatuur
  • Boer, Henk. Volksverhalen van de dorpsbewoners. De 9 kernen van de gemeente Lopik. Werkgroep Kunst en Cultuur van de gemeente Lopik, 2010.
  • Boer, Henk, Jolanda Reijm en Rein Simonse. 200 jaar Lopikerkapel 1812-2012. Open Monumentendag 2012. Werkgroep Kunst en Cultuur Lopik en OMD vrijwilligersgroep, 2012.
  • Den Uyl, W.F.J. De Lopikerwaard I. Dorp en kerspel tot 1814. Utrecht: Kemink en zoon, 1960.