Het wonder van Polsbroek

Het wonder van Polsbroek

In Polsbroek stond een schuilkerkje dat toebehoorde aan de Jansenisten, die later zouden opgaan in de Oud-Katholieke kerk. Het nog vrij jonge kerkgenootschap dat het leergezag van de Rooms-katholieke kerk niet erkende, kreeg in 1733 te maken met een opmerkelijke gebeurtenis: het Wonder van Polsbroek.

Adriana Jansz de Jongh, een jonge vrouw uit Benschop en parochiaan van het kerkje in Polsbroek, was in 1722 verlamd geraakt. De verlammingsverschijnselen waren ontstaan na het aanhoren van een ruzie tussen twee familieleden. Na een halfjaar was ze vrijwel geheel verlamd: alleen haar rechterarm en hand kon ze nog gebruiken. Verklaringen die dit ondersteunen spreken van een hooibergbrand in 1724, waarbij Adriana zichzelf niet had kunnen redden: op een stoel moest zij naar buiten worden gedragen. Jaren lag zij verlamd in bed, terwijl zij bovendien haar stem ook nog kwijt raakte. In de eerste jaren werd zij nog door haar broers en zussen naar de kerk gebracht, maar later werd dat te zwaar voor haar. Het sacramant van het vormsel kreeg zij in 1727 thuis toegediend door aartsbisschop Barchman Wuytiers.

De gezondheidstoestand bleef zo tot begin 1733. Zij leed aan epileptische aanvallen en was zo zwak en ziek, dat de pastoor haar al driemaal had bediend. Op 4 december 1733 zou de pastoor haar voor de vierde keer bedienen. Daarbij gaf hij was thee te drinken, waarin hij aarde had gedaan uit het graf van de zalige Francois de Paris. Francois was overigens een van de belangrijke leiders van de Jansenisten geweest. Rond zijn graf op het kerkhof Saint-Medard vonden veel wonderbaarlijke genezingen plaats, wat juist in de  jaren 1730 enorm de aandacht trok tot ongenoegen van de rooms-katholieken in Parijs. Het feit dat de pastoor van Polsbroek beschikte over wat aarde uit het graf, onderstreept de internationale aandacht die dit kreeg. Na het drinken van de thee werd er gebeden om genezing voor Adriana de Jongh. Bovendien gaf de zieke aan veel verdriet te hebben van de situatie dat de geestelijkheid van de Jansenisten niet werd erkend of de beweringen dat zij een dwaalleer zouden verkondigen.  Enkele dagen later leek de genezing daadwerkelijk te zijn ingezet. Op 8 december kon zij het bed verlaten en liep zij de chirgijn lachend – leunend op een stokje – tegemoet. En nog voor het eind van het jaar kon zij zonder stok weer naar de kerk, een tocht van een uur lopen.

Over deze wonderbaarlijke genezing werden allerlei verklaringen afgelegd, door leden van de families Van Wijngaerden, Den Hartogh, Verheul, Van Vuern, Van den Hoeck, Snoeck en Verhoef. Ook de priester Valand, die haar in februari 1734 weer ontmoette, was verwonderd over het herstel van Adriana de Jongh. Het was op 7 maart 1734 bisschop Varlet zelf die in het kerkje van Polsbroek een mis opdroeg uit dankbaarheid voor de wonderbaarlijke genezing. Het Wonder van Polsbroek was een stimulans voor de (latere) Oud-katholieke kerk.

Archieven:
  • Archief van de Oud-Katholieke parochie van de H.H. Michael en Johannes de Doper te Oudewater, c. 1700-2001 (O056).
Documentatie:
  • Polsbroek, rubriek 6.711: Parochie Oudewater en Polsbroek.