Rooms-katholieke Sint-Victorkerk

Rooms-katholieke Sint-Victorkerk

Na de Reformatie kerkten de Rooms-katholieken van Benschop in IJsselstein of Oudewater. Pas in 1810 kreeg Benschop weer een katholieke kerk, die gewijd werd aan Sint-Victor. Ter vervanging van dit houten kerkje is in 1887 de huidige parochiekerk gebouwd. Bouwpastoor was Adrianus A.J. van Rossum, die middels aansporingen in preken en tijdens huisbezoeken zijn parochianen ertoe wist te bewegen een geldelijke bijdrage te geven om de kerkbouw te realiseren.

Op 4 november 1886 werd de bouwvergunning voor de parochiekerk verleend door het gemeentebestuur van Benschop. Tekeningen en bestek waren door de architect Alfred Tepe gemaakt, die vele katholieke kerken heeft ontworpen. De Utrechtse bouwmeester was geïnspireerd  door de laatgotische kerken in het Duitse Rijnland. Op 29 maart 1887 vindt de aanbesteding plaats in de herberg “De Zwaan” bij Uyttewaal, waarbij Joh. Rodenrijs uit Den Haag als laagste inschrijver uit de bus kwam. Hij werd de bouwer van de kerk. De eerste steenlegging vond plaats op 3 juli van dat jaar. Op 1 augustus 1888 is de kerk geconsacreerd door Mgr. Schaepman.

De kerk is een driebeukige kruisbasiliek, naar de smaak van Tepe geheel opgetrokken in baksteen. Op het westen kwam de toren,  bekroond door een ingesnoerde spits. In de westgevel van de toren bevind zich de grote dubbele ingangsdeur met natuurstenen latei. Het interieur is overdekt door stenen kruisribgewelven. Het altaar heeft een in hout gesneden baldakijn. In de gebrandschilderde ramen zijn de zeven sacramenten uitgebeeld.

In 1931 werd de Kruisweg geschilderd door kunstschilder W. Geraerds. Na 1974 is de indeling van de kerk tijdens de verbouwing aanzienlijk gewijzigd, waarbij men van de neogotische stijl is afgeweken in verband met het zicht op het altaar. Menig kerkganger zat namelijk tegen de dikke pilaren aan te kijken.

De bijbehorende Rooms-katholieke begraafplaats ligt aan de zuidzijde van de kerk. Hier ligt ook pastoor van Rossum begraven. Het kerkhof werd in 1828 ingericht op de plek waar vroeger de boomgaard en moestuin waren van de oude pastorie. In 1874 werd een baarhuisje gebouwd en in 1918 werd de begraafplaats uitgebreid.

Literatuur:
  • F. Gaasbeek e.a., Lopik, geschiedenis en architectuur, (Zeist, 1996);
  • A, Nap e.a., Kerkepadgids 1985 (aanwezig bij het RHC, doos 103).