Rooms-katholieke Jacobuskerk
Cabauw
Rooms-katholieke Jacobuskerk
Aan het eind van de zestiende eeuw was het calvinisme, vertegenwoordigd door de Nederduits Gereformeerde (Hervormde) kerk, in de noordelijke Nederlanden stevig gevestigd. Andere godsdiensten werden in het begin bestreden en vervolgd, maar vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw werden de stads- en dorpsbesturen toleranter. Rooms-Katholieken, maar ook Lutheranen en Remonstranten mochten hun kerkelijke plichten en rituelen weer vervullen, maar moesten dat wel in het verborgene doen, zonder op te vallen.
In de Lopikerwaard was gedurende de zeventiende eeuw het katholicisme niet geheel verdwenen. Rondtrekkende priesters kwamen, vooral vanuit Schoonhoven, in de dorpen de sacramenten toedienen aan gelovigen. Het zou echter nog tot 1679 duren voordat er in Cabauw, net buiten Schoonhoven, een Rooms-Katholiek schuilkerkje werd gebouwd. Dat kon, omdat de ambachtsheer van Cabauw, Cornelis de Nobelaer uit Den Haag, zelf een trouw Rooms-Katholiek was en het vieren van de mis in zijn heerlijkheid toestond. De kerk werd gewijd aan de heilige Jacobus de Meerdere.
Het schuilkerkje van Cabauw was lange tijd de enige Rooms-Katholieke kerk in de Lopikerwaard, waar katholieken uit een gebied, dat zich vanaf het Klaphek bij IJsselstein in het oosten tot aan Zevender in het westen uitstrekte. Rooms-Katholieken uit Lopik, Jaarsveld, Polsbroek en Benschop kwamen in Cabauw naar de kerk.
Het schuilkerkje is ruim anderhalve eeuw in gebruik geweest; in 1846 werd het vervangen door een “echte” kerk. De vervolging van de katholieken was toen voorbij. Het nieuwe kerkje aan de Cabauwsekade, op de plaats van de huidige Jacobuskerk, was gebouwd in de “waterstaatsstijl”; die werd zo genoemd omdat voor de bouw toestemming van de regering nodig was en het ministerie van Waterstaat bouwkundige voorschriften verstrekte. Dat kerkje bleek echter al snel te klein voor de snel groeiende katholieke gemeenschap in Lopik en omgeving. Voor uitbreiding was er echter in de negentiende eeuw nauwelijks geld en de toenmalige pastoor had door zijn moeilijk karakter en ongelukkige speculaties letterlijk en figuurlijk heel wat krediet verloren. Zijn opvolger, pastoor Hogenboom, wist de financiële schade voor een groot deel te herstellen, maar ook onder zijn pastoraat kwam er geen oplossing voor de ruimteproblemen in de kerk.
In 1908 werd Henricus Josephus Vinke tot pastoor van Cabauw benoemd. Hij had ruime ervaring als pastoor in Drenthe en Oost-Groningen en was bouwpastoor geweest van een nieuwe kerk en parochie in Munsterseveld bij Emmen. Behalve een geliefde herder was hij ook een handige financier, die er in slaagde om de nodige gelden bij de rijke katholieke boeren los te krijgen voor de bouw van een nieuwe kerk. Nieuwbouw was noodzakelijk, omdat de bestaande kerk niet alleen te klein was, maar ook bouwvallig, vochtig en niet meer geschikt voor zijn functie. Het duurde echter nog tot 1926 voordat er voldoende geld was om eraan te beginnen.
De nieuwe kerk werd ontworpen door het Amersfoortse architectenbureau Herman Kroes & Zoon; het werk werd voor 144.080 gulden aanbesteed aan het aannemersbedrijf De Korte te Vianen (de bovenbouw) en de NV Betonmaatschappij Begram van Eeten & De Bruyne (betonbouw). De bouw begon in de herfst van 1926 met het heiwerk en werd in de zomer van 1928 voltooid. Op 9 juli werd de nieuwe Jacobuskerk ingewijd door de Utrechtse aartsbisschop Van de Wetering. In de tussentijd waren de kerkdiensten gehouden in een speciaal gebouwde noodkerk. De nieuwe kerk had veel nieuwe elementen (een nieuw orgel, een preekstoel, banken, een doopkapel), maar ook stukken uit de oude kerk kwamen terug, zoals een groep heiligenbeelden en enkele kandelaars, die al in 1681 door Cornelis de Nobelaer voor het schuilkerkje waren geschonken.
De Jacobuskerk is een kruiskerk naar een ontwerp, dat enigszins beïnvloed is door de Amsterdamse Schoolstijl. De kerk staat in lengterichting evenwijdig aan de Cabauwsekade. De toren heeft een tentdak, bedekt met leien; het schip van de kerk is voorzien van een met leien gedekt zadeldak. In de toren is een uurwerk en hangen klokken, na de tweede wereldoorlog geschonken door parochianen ter vervanging van de oorspronkelijke klokken, die door de Duitse bezetter zijn gevorderd en gesmolten. De kerk is een Rijksmonument en zowel inwendig als uitwendig nog grotendeels in originele staat. Naast de kerk (Cabauwsekade 54) staat de pastorie (Cabauwsekade 53), hoogstwaarschijnlijk daterend uit dezelfde tijd als het vroegere Waterstaatskerkje.
Literatuur
- Fred Gaasbeek en Teun Winkelman, Lopik: geschiedenis en architectuur (Zeist, 1996), pp. 145-149;
- Dries van Kats, Het hart van de Lopikerwaard door de eeuwen (Benschop, z.j.), pp. 105-158;
- Welkom in de St. Jacobuskerk – Cabauw (z.pl., 2005).