Waterschap Heycop genaamd Lange Vliet
Leidse Rijn
Waterschap Heycop genaamd Lange Vliet
Het waterschap Heycop genaamd Lange Vliet (in het vervolg als Heycop aangeduid) was een waterschap met een speciale taak, namelijk het beheren van de in 1385 gegraven Lange Vliet. De Lange Vliet was het afvoerkanaal voor overtollig water uit de polders ten zuiden en westen van de stad Utrecht naar de Vecht.
In de tijd van de ontginningen van het gebied tusen de Oude Rijn en de Hollandse IJssel, van circa 1000 tot 1200, waren deze polders ontstaan als cope-ontginningen. Dat waren stukken drassig land, die door de bisschop van Utrecht ter ontginning werden uitgegeven aan kolonisten. Die lieten, nadat ze de bomen en planten hadden weggebrand, het overtollig water via sloten naar grotere watergangen weglopen. De copen in West-Utrecht, waaraan de namen van polders en waterschappen als Heycop, Galecop, Reijerscop en Laagnieuwkoop nog herinneren, lieten hun water wegvloeien via de Oude Rijn. Omdat dit tot grote wateroverlast leidde in Holland werden er maatregelen getroffen: de meest westelijk gelegen polders, zoals Bijleveld, Reijerscop en de Harmelerwaard mochten via de Rijn en de sluizen van Rijnland bij Spaarndam het water lossen. Een aantal oostelijke polders, zoals Heycop, het Nedereind van Jutphaas, Oudenrijn en Papendorp mochten dat niet. Om te voorkomen dat water uit die polders de Rijn in zou stromen werd door de westelijke polders en de hoogheemraadschappen van Rijnland en Woerden een dijk aangelegd, de Meerndijk, die vanaf de Hollandse IJssel naar De Meern liep.
Omdat Heycop en de andere oostelijke polders nu hun water niet kwijt konden en overstroming dreigde, werd er gezocht naar een oplossing. Aan het eind van de dertiende eeuw kregen deze polders de mogelijkheid om via een gegraven kanaal, de Korte Vliet, hun water af te voeren naar de Hollandse IJssel. Dit bleek echter door de verlanding van de Hollandse IJssel niet de meest geschikte remedie. Op 7 december 1385 gaf bisschop Floris van Wevelinchoven de landeigenaars in de polders Heycop, Oudenrijn, Galecop, Papendorp, Rosweide, het Nedereind van Jutphaas en IJsselveld onder IJsselstein toestemming tot het afvoeren van hun overtollig water via een nieuw kanaal naar de Vecht. Dit nieuwe kanaal, de Lange Vliet, begon in Heycop en ging in noordelijke richting langs De Meern, Vleuten, Harmelen, de Breudijk, De Haar, Laagnieuwkoop, Oud Aa en Breukelen, waar de Lange Vliet in de Vecht overging. De Heycop of Lange Vliet liep tussen Harmelen en Kockengen vlak naast de in 1415 gegraven Bijleveld, die het water van de polders Bijleveld en Reyerscop naar de Amstel afvoerde. Via het riviertje de Aa onder Abcoude probeerden de Heycoppers een extra afvoerkanaal naar de Amstel te krijgen, maar aan deze illegale waterlossing werd in 1527 door de bisschop en het Hoogheemraadschap van Amstelland een eind gemaakt.
Toen het door inklinking van grond in de vijftiende eeuw niet meer mogelijk was om op natuurlijke wijze af te wateren (het land was lager komen te liggen dan de Lange Vliet en de Vecht) moest het water omhoog gebracht worden. Dat gebeurde met behulp van windmolens. De polders, die uitwaterden op de Lange Vliet bouwden allemaal een of meer windmolens. De polder Heycop c.a. bouwde er vier: de Galekoppermolen aan de Taatsedijk, de Rodemolen, de Rosweidsemolen en de Sluismolen. Al deze molens werden in het laatste kwart van de vijftiende eeuw gebouwd, in de zeventiende of achttiende eeuw vernieuwd en in de jaren ’80 van de negentiende eeuw buiten gebruik gesteld of gesloopt.
Het beheer over de Lange Vliet met zijn kades, bruggen en molens werd gevoerd door een Dijkgraaf met vier Hoogheemraden, aanvankelijk voorgedragen door de belangrijkste grondeigenaars en later gekozen door alle grondeigenaars op basis van hun grondbezit in het waterschap. In 1868 kreeg het waterschap Heycop een nieuw Bijzonder Reglement, waarin de taken en bevoegdheden van dit waterschap opnieuw werden vastgelegd.
De intrede van de stoomaandrijving vanaf 1830 zorgde ervoor, dat de vier molens van Heycop vervangen werden door een aantal stoomgemalen, die vanaf de jaren ’30 van de vorige eeuw werden omgebouwd tot electrische gemalen. Eén van de stoomgemalen, het gemaal nr 2 (De Dompelaar) aan de Mauritslaan te De Meern, dat in 1894 gebouwd werd, bestaat nog en is een gemeentelijk monument.
Het tussen 1881 en 1892 aangelegde Merwedekanaal doorsneed het grondgebied van het waterschap, maar via een grondduiker onder het kanaal kon de afwatering via de Lange Vliet op de Vecht door blijven gaan. De verbreding en vergraving van het Amsterdam-Rijnkanaal rond 1950 maakte echter een einde aan de waterlossing van de waterschappen ten oosten van dat kanaal, een scheiding die al begonnen was met de aanleg van de spoorlijn en de autoweg. Het oostelijk deel werd ontpolderd en in gebruik genomen als terrein voor woningbouw en bedrijfshuisvesting van de gemeente Utrecht. De Lange Vliet (en de Bijleveld) werden daar in het kader van de ruilverkaveling gedempt.
In 1954 werd het waterschap Heycop samengevoegd met de waterschappen Nedereind van Jutphaas en IJsselveld; in 1980 ging dit nieuwe waterschap als gevolg van verdere concentratie van de waterschappen op in het Waterschap Leidse Rijn. Dit waterschap tenslotte werd in 1993 opgeheven en werd onderdeel van het huidige Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
Archief
- Archief van het waterschap Heycop genaamd de Lange Vliet, 1385-1979 (H035)
Literatuur
- F.A.R.A. baron van Itterssum, Het Waterschap Heycop genaamd De Lange Vliet voorheen en thans (Utrecht, 1900).