Stoomgemaal van de Gemeene Boezem van Zegveld, Zegvelderbroek en Achttienhoven

Stoomgemaal van de Gemeene Boezem van Zegveld, Zegvelderbroek en Achttienhoven

Reeds in 1488 kregen de inwoners van de polder Achttienhoven vergunning van Deken en Kapittel van St. Marie te Utrecht om af te wateren op Zegveld en Zegvelderbroek. Deze waterschappen zullen hun uitwatering toen nog uitsluitend op de Rijn gehad hebben, omdat de Grecht pas na 1494 werd gegraven. Van de 16e eeuw tot 1873 geschiedde de afwatering via drie watermolens: één van Zegveld op de Grecht, één van Zegvelderbroek op de Grecht en één van Zegvelderbroek op de Rijn. De molenvliet van de laatste liep tussen de polders Rietveld en De Bree door.

De kosten voor deze drie molens en hun molenaars waren hoog, terwijl de bedrijfszekerheid vaak te wensen overliet. In 1872 besloten de drie polderbesturen dan ook tot de bouw van een stoomgemaal, bijna op de plaats van de Broeker molen aan de Grecht. In het vrijwel vierkante gebouw, dat werd vervaardigd door aannemer P. Vlasman uit Bodegraven voor ƒ 18.840,-, werd door de IJzergieterij “De Prins van Oranje” te ‘s-Gravenhage een horizontale 30 PK stoommachine geplaatst die een scheprad aandreef, en dat voor de somma van ƒ 21.000,-. Het stoomgemaal voldeed aan de verwachtingen, en al in 1874 werd begonnen met de verkoop van de molens voor afbraak. Na 28 jaar werd een nieuwe stoomketel geplaatst, en in 1906 werd het scheprad, waarmee circa 75 m3 water kon worden opgevoerd, vervangen door een centrifugaalpomp met een capaciteit van 120 m3. In 1923 werd de stoommachine vervangen door een elektromotor, waarna tot 1994 elektrisch werd gemalen. In dat jaar nam een volautomatisch gemaal de taken van het oude gemaal en zijn machinist over.

In de 121 jaar van zijn bestaan heeft het gemaal slechts drie machinisten gehad: Jan Halewijn van 1873 tot 1924, Krijn Burggraaf van 1924 tot 1958 en Hans van der Zaan van 1958 tot 1994. Zij woonden in het machinistenhuis, dat schuin achter het gemaal stond. Beide panden werden in 1994 verkocht aan een particulier. Deze woonde de eerste tijd in het machinistenhuis, terwijl het gemaal ingrijpend werd verbouwd tot woonhuis. Deze verbouwing is dusdanig goed geslaagd, dat de Vereniging Eigen Huis in haar magazine een fraaie reportage aan het pand heeft gewijd. Hierin is te lezen dat de eigenaar bijzonder blij was dat het bestek uit 1873 nog bij het RHC Rijnstreek en Lopikerwaard voorhanden was!

Archief
  • Archief van het waterschap De Gemeene Boezem van Zegveld, Zegvelderbroek en Achttienhoven 1874-1974 (H090)
Literatuur
  • Rob Alkemade en Jan van Es, Bouwen op het verleden: 1000 jaar Zegveld, (Zegveld, 1995), pp. 77-84;
  • Eigen Huis Magazine nr. 11, (november 2003).