Waterschap Oudeland-en-Indijk

Waterschap Oudeland-en-Indijk

Het waterschap Oudeland-en-Indijk lag in de voormalige gemeente Harmelen; het noordelijk deel van de dorpskern van Harmelen behoorde tot het grondgebied van dit waterschap. Oudeland-en-Indijk lag ingeklemd tussen de Breudijk, behorend tot het gelijknamige waterschap, in het noorden, de Oude Rijn in het zuidwesten en de Bijleveld (vroeger ook een deel van de Oude Rijn) in het zuidoosten.

De polder Indijk, zoals het waterschap vóór 1862 werd genoemd, heeft een geschiedenis, die wat afweek van die van nabijgelegen polders als Gerverscop, Breudijk of Groot- en Klein-Houtdijk. Indijk was in de eerste plaats een stuk ouder. Gelegen op de vruchtbare stroomrug van de Rijn was er al in de vroege middeleeuwen, rond 1100, sprake van bewoning in het zuidelijk deel van Indijk en ontstond daar het dorp Harmelen. Indijk is dus niet, zoals veel andere polders in het westen van Utrecht, een cope-ontginning. De eerste bewoners hadden weinig problemen met het waterpeil in hun gebied: omdat Indijk hoog lag vloeide het overtollig water via lozingssloten vanzelf naar de Rijn. Aan de noordkant schermden ze hun gebied af tegen drassig water uit het noorden. Deze moerasdijk werd later de Breudijk, van waaruit de meer noordelijk gelegen gelijknamige polder werd ontgonnen. Ook toen het land later begon in te klinken en lager kwam te liggen bleef Indijk voor het grootste deel gespaard voor ernstige wateroverlast. Pas sinds de zeventiende eeuw, toen door het afgraven van klei voor de pan- en steenfabrieken in Woerden bepaalde stukken van Indijk lager kwamen te liggen, werd de polder wat meer gevoelig voor hoog water. Dat gold bijvoorbeeld voor het Vijverbosch, een bosgebied dat werd aangelegd toen de bodem door afgraving en inklinking niet meer voor landbouw geschikt bleek. In voorkomende gevallen verleende de watermolen van de polder Breudijk hulp bij het drooghouden van die stukken van de polder.

Ook bestuurlijk lag de situatie in de polder Indijk eenvoudiger dan in Gerverscop en Breudijk. Waar het grondgebied van die twee polders in twee gewesten, namelijk Holland en Utrecht, lag was Indijk in zijn geheel Hollands grondgebied. Het was de meest westelijke uitstulping van de kronkelige grens tussen Holland en Utrecht; tot 1820 bleef Indijk tot de provincie Holland behoren. De schout en in de eerste helft van de negentiende eeuw de burgemeester van Indijk, vanaf 1826 van Harmelen, hield met twee heemraden toezicht op de Rijndijk en op de loossloten in de polder. Dat gebeurde aan de hand van een “schouwbrief” of reglement. De oudste schouwbrief voor de polder Indijk dateert van 1634; in 1717 werd die deels vervangen door een reglement op de schouw van de loossloten. Deze schouwbrieven bleven tot 1876 in werking; in dat jaar kwam er een nieuwe keur of reglement voor de schouw en het toezicht.

In 1862 werden de inrichting en taken van het polderbestuur van Indijk in een Bijzonder Reglement vastgelegd. Het bestuur van het waterschap Oudeland-en-Indijk, zoals het vanaf toen genoemd werd, bestond uit een voorzitter en twee bestuursleden of heemraden. De heemraden werden gekozen uit de gezamenlijke grondeigenaars of ingelanden; de voorzitter werd benoemd, soms uit de ingelanden, maar ook erbuiten. De bestuurdes van het waterschap waren vaak landbouwers of fruittelers, maar omdat een deel van het waterschap ook het dorp Harmelen besloeg zaten er ook “burgers” in het bestuur zoals de huisschilders Bluemink en De Vrankrijker en notaris Van Geijtenbeek. Ook aanzienlijke inwoners als jonkheer Boreel van het landgoed Vijverbosch of leden van de familie De Joncheere waren korte of langere tijd voorzitter of heemraad.

Halverwege de negentiende eeuw kreeg het waterschap steeds meer wateroverlast bij hoog water in de Rijn. De Breudijkermolen was niet meer in staat om geheel Oudeland-en-Indijk droog te houden. Nadat al in 1857 de eerste plannen werden gemaakt voor het leggen van een sluisje in de Zwanenvliet om ongewenst Rijnwater buiten het waterschap te houden werd er in 1871 een kleine sluis gebouwd, naar ontwerp van de Waarderse timmerman Hermanus de Hoog. In 1914 werd een nabijgelegen woning aangekocht en als sluiswachterswoning ingericht. De sluis bleek echter ook niet alle problemen op te lossen, dus werd er in 1927 bij de sluis een klein electrisch pompgemaaltje opgericht. Dit gemaaltje werd in 2005 vervangen door een nieuw gemaal. Sinds 1961 werd het oostelijk deel van het waterschap, het stuk tussen ’t Spijck en Kortjak, bemalen door het nieuwe gemaal van het waterschap Gerverscop.

In de jaren ’60 van de vorige eeuw vond de Ruilverkaveling Harmelen-Kockengen plaats. Daarbij bleek dat de bestuurlijke organisatie van het waterschap niet meer voldeed aan de nieuwe eisen met betrekking tot het waterstaatkundig beheer. In navolging van andere waterschappen in de provincies Utrecht en Zuid-Holland werden ook de polders rondom Woerden in een groter verband samengebracht. Per 1 januari 1975 werd het waterschap Oudeland-en-Indijk met alle andere polders en waterschappen binnen het Groot-Waterschap van Woerden opgeheven en ging het op in een nieuw Groot-Waterschap van Woerden.

Archief
  • Archief van het waterschap Oudeland-en-Indijk, 1608-1974 (H108).