IJsselpoort

IJsselpoort

Het stadje Montfoort was in de middeleeuwen ommuurd. Van de stadsmuur zijn slechts nog kleine stukjes bewaard, onder meer nabij molen De Valk. Over land was de stad te bereiken via de Willeskopperpoort (afgebroken in 1831), de Heeswijkerpoort (afgebroken in 1862) en de IJsselpoort. Deze poort ligt aan de zuidkant van de stad en komt, zoals de naam als zegt, uit bij de Hollandse IJssel. Het bijzondere van de IJsselpoort is dat deze een geheel vormt met het (oude) stadhuis. Beide zijn omstreeks 1375 gebouwd. De kloostermoppen in de onderste laag van de poort dateren uit deze periode. Waarschijnlijk was de Utrechts-Hollandse oorlog (1374-1375) de aanleiding tot een verbetering van de vestingwerken.

Aan de veldzijde van de poort bevindt zich een tympaan met daarin het stadswapen van Montfoort. Het tympaan datereert van 1781, toen de IJsselpoort flink werd gerenoveerd. De tijd dat Montfoort een echt vestingstadje was, was toen al lang voorbij. Het verval van de stadsverdediging trad al in de loop van de zestiende eeuw in. Niettemin markeerden de stadspoorten nog altijd het grondgebied van de stad en vervulden zij een functie ten aanzien van de openbare orde en veiligheid.

In de jaren 1963-1965 is de poort evenals het stadhuis gerestaureerd naar een ontwerp van Y. Kok. De architect probeerde toen de poort enigszins terug te brengen naar de oorspronkelijke staat, maar door het ontbreken van alle benodigde gegevens is dit maar ten dele gelukt. Na restauratie ziet de poort eruit zoals deze er nog nooit uit heeft gezien. Dat neemt niet weg dat de IJsselpoort een mooie entree is van het IJsselstadje.
In de ruimte boven de poort zetelden vroeger de officieren van de schutterij, die in 1787 werd opgeheven. In 1894 werd er een museum voor oudheden gevestigd, dat echter in de loop van de 20e eeuw ter ziele is gegaan.

Literatuur

F. Gaasbeek en Charles Noordam., Montfoort: geschiedenis en architectuur (Zeist, 1992), pp. 171-172;

C.G.M. Noordam, “Het stadhuis van Montfoort” in : Heemtijdinghen 28 (1992) nr 1, pp. 1-28.