Meubelindustrie in IJsselstein

Meubelindustrie in IJsselstein

Vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw kreeg IJsselstein zijn eerste grote bedrijven. Tot die tijd was het stadje vooral marktcentrum en waren er kleine ambachtelijke bedrijfjes. Veel voorkomende bedrijvigheid was de mandenmakerij en de hoepelmakerij. Naast de steenfabriek “De Overwaard” waren de grootste ondernemingen in de eerste helft van de vorige eeuw twee meubelfabrieken, die van de Gebroeders van Rooyen en die van de firma B. Schilte & Zonen. Deze twee fabrieken bezorgden een groot deel van de IJsselsteiners werk en hun gezinnen een soms karig inkomen. Rond 1930 werkten er ongeveer 500 mensen bij de twee grote en ook nog enkele kleinere meubelfabrieken; rond 1960 waren dat er nog 650.

De oudste van de twee fabrieken was die van Schilte. Al rond 1840 was Bernardus Schilte een timmerbedrijfje begonnen aan de Utrechtsestraat In 1858 installeerde hij er een draaibank  waarmee de timmerwinkel een houtbewerkingsbedrijf was geworden. Toen het pand aan de Utrechtsestraat te klein was geworden voor het groeiend aantal zaagmachines en draaibanken verplaatste Schilte zijn bedrijf naar een vroegere boterfabriek aan de overkant van de straat, aan de Hollandse IJssel. Op dit terrein verrees mettertijd een nieuwe, door stoom aangedreven fabriek, die de stad ontkroop en zich langs de IJssel en het Eiterse Jaagpad verder ontwikkelde. In 1904 kocht de firma Schilte & Zonen (de drie zonen van Bernard Schilte hadden in 1884 de zaak van hun vader overgenomen) een terrein aan de IJsseldijk. De nieuwe fabriek, die hier gebouwd werd, vormt de basis voor de latere uitbreidingen van het bedrijf; de laatste grote vernieuwing van het complex kwam in 1998 gereed. Het bedrijf maakte voornamelijk meubels; vooral het schoolmeubilair van Schilte, met het schildpadje als merkteken, kreeg wereldwijde bekendheid. De families Schilte en de in 1913 “ingetrouwde” familie Pompe bleven steeds  in de leiding van dit nog altijd bestaande familiebedrijf.

De andere grote meubelfabriek in IJsselstein werd opgericht door een achterkleinzoon van Bernardus Schilte, de grondlegger van de firma Schilte. Deze achterkleinzoon heette Albertus P.B. Schilte en was in 1896 samen met de hoepelmakerszoon Gerardus Johannes van Rooyen een stoomhoutdraaierij en zagerij begonnen. Rond 1900 nam Van Rooyen de zaak over; in de jaren daarna kwamen ook zijn twee broers Quirinus en Johannes Antonius in de zaak. In 1910 ontstond daaruit de Firma Gebroeders van Rooyen en een jaar later, in 1911, verhuisde het bedrijf van de Walkade naar het terrein, wat tegenwoordig het Hazenveld heet en waar ook de steenfabriek Overwaard stond. Tussen 1911 en 1927 kwamen hier de indrukwekkende gebouwen van dit bedrijf tot stand, dat aanvankelijk veel groter was en veel meer werknemers had dan Schilte. Die werknemers kwamen rond 1920 verschillende keren in conflict met de leiding van het bedrijf, waarna moeizame accoorden werden gesloten.

Hoewel de meubelen van Van Rooyen van hoge kwaliteit waren kreeg het familiebedrijf in de jaren na de tweede wereldoorlog met een flinke daling van de verkoop ervan te kampen. In 1968 moest het bedrijf zijn poorten sluiten en in 1982 werd het bedrijfsgebouw gesloopt om er woningen te bouwen.
Behalve de twee grote fabrieken waren er in IJsselstein ook voor korte of langere tijd kleinere meubelfabriekjes zoals dat van Outhuijse in de Benschopperstraat, van Wildschut aan de Hoge Biezen, van Roskam aan de Zomerdijk en van Kok aan de Walkade. Deze fabrieken zijn echter in de tweede helft van de vorige eeuw allemaal gestopt.

Archief
  • Archief van de gemeente IJsselstein 1811-1942 (Y002), o.a. invnrs 794-799 (Hinderwetvergunningen).
Literatuur
  • Willem van den Broeke c.s., Uit het goede hout gesneden: 150 jaar houtbewerking Schilte (IJsselstein, 2008);
  • Bernt Feis en Herman Rutten, IJsselstein in bedrijf (Alphen aan den Rijn, 1988) pp. 69-84.