IJsselstein en het Huis van Oranje

IJsselstein en het Huis van Oranje

Onze koning is in het bezit van de titel ‘baron van IJsselstein’. Hoe IJsselstein in handen van de Oranjes kwam zal in dit artikel geschetst worden. Binnen het grondgebied van de Republiek der Verenigde Nederlanden waren diverse zelfstandige enclaves te vinden. De Baronie van IJsselstein was er hier één van. De stad IJsselstein was de hoofdplaats van dit gebied, waartoe ook Benschop en Noord-Polsbroek behoorden.

In 1551 trad Willem van Oranje in het huwelijk met Anna van Buren. Zij bracht onder andere de Baronie van IJsselstein mee als bruidsschat, waardoor de titel van ‘baron van IJsselstein’ in de handen van de ‘Vader des Vaderlands’ kwam. De Staten van Holland probeerden aan te tonen dat niet Willem van Oranje, maar zij de baas waren over de Baronie. Aangezien de inwoners van IJsselstein vermoedden dat de inlijving bij Holland waarschijnlijk betekende dat zij extra belastingen opgelegd zouden krijgen,  spanden zij, samen met Willem van Oranje, enige rechtszaken aan tegen Holland. Filips II, de koning van Spanje die op dat moment de hoogste baas in de Nederlanden was, besloot dat de Baronie zelfstandig bleef van Holland en dat Willem van Oranje het onbetwiste hoofd van IJsselstein was. Om de zelfstandigheid van de baronie nog eens extra te onderstrepen gaf Willem opdracht tot de bouw van een nieuw stadhuis. Dit gebouw werd in 1560 opgeleverd en staat er nog steeds. Het fungeerde tot 1974 als stadhuis.

Vervolgens lieten de Oranjes zich niet zo veel gelegen liggen aan hun nieuw verworven Baronie. Aangezien zij nog vele andere functies en ambten hadden, namen zij geen tijd om IJsselstein in eigen persoon te besturen. Er werd een hoge ambtenaar benoemd, de drost, die namens de baron het dagelijks bestuur voor zijn rekening nam. Stadhouder Willem III voelde zo weinig verbonden met zijn Baronie, dat hij eens op het punt stond IJsselstein te ruilen voor een bosrijk gebied op de Veluwe waar hij prettig zou kunnen jagen. De enige die wel veel belangstelling voor de Baronie toonde was Maria Louise van Hessen-Kassel, de moeder van stadhouder Willem IV, die vanaf 1732 als zijn regentes optrad. Al resideerde zij in Leeuwarden, toch vereerde zij IJsselstein regelmatig met een bezoek. Zij bemoeide zich intensief met de gang van zaken in IJsselstein, waarbij het tegengaan van corruptie in het bestuur, een verbetering van de openbare voorzieningen en de invoering van lagere belastingen centraal stonden.

Er kwam een einde aan de zelfstandigheid van de baronie IJsselstein toen de Fransen ons land in 1795 veroverden. De Bataafse Republiek werd uitgeroepen en de Fransen wilden zich de bezittingen van de stadhouder als oorlogsbuit toe-eigenen. De IJsselsteinse drost Joachim de Beaufort werd afgezet. Uit zelfbescherming zocht de stad vervolgens aansluiting bij de Staten van Holland. Dit machtige gewest zou IJsselstein kunnen beschermen tegen plunderingen van de Franse troepenmacht. Hiermee werd de zelfstandige status van de Baronie IJsselstein beëindigd. De speciale band met de Oranjes bleef echter wel bestaan. Diverse malen vroeg het stadsbestuur van IJsselstein de Oranjefamilie nog om financiële bijstand, zoals in 1817 aan koning Willem I. Zij stuurde hem een brief waarin hem gevraagd werd bij te dragen aan de renovatie van de kerktoren, waaraan temerig werd toegevoegd dat “het goedertieren bestuur van uw voorvaderen de inwoners veel voorspoed heeft gebracht. Er is nooit vergeefs een beroep gedaan op de Oranjes.” In eerste instantie gaf Willem I aan dat hij geen enkele boodschap had aan de liefdadigheid van zijn voorouders voor IJsselstein, maar uiteindelijk besloot hij toch tot een geringe financiële bijdrage.

De speciale betrekking van de Oranjes met IJsselstein kwam tot uiting in een traditie die in de achttiende eeuw ontstond, namelijk dat elke baron of barones van IJsselstein deze baroniestad tenminste eenmaal tijdens zijn of haar regeerperiode officieel zou bezoeken. Het was niet van belang hoe lang deze visite duurde. Zo bleef koningin Wilhelmina in 1916 welgeteld 42 minuten in IJsselstein waarbij zij de zojuist gerestaureerde Nederlands Hervormde kerk bezocht. Koningin Juliana nam in 1972 meer tijd om de stad te bezoeken in het kader van een werkbezoek aan het ‘westelijk weidegebied van de provincie Utrecht.’ In 1961 had zij IJsselstein ook al aangedaan ter ere van de ingebruikstelling van de televisiemast.

Koningin Beatrix bezocht op haar beurt in 1983 IJsselstein, waarbij veel inwoners van de stad waren uitgelopen om de koningin een feestelijke intocht te bereiden. In het kader van haar zilveren regeringsjubileum vereerde zij de baroniestad in 2005 nogmaals met een bezoek. Alle koninginnen en ook koning Willem Alexander kregen traditiegetrouw een ‘vers’ paard aangeboden, dat zij doorgaven aan een tehuis voor gehandicapte kinderen.

Literatuur
  • L. Murk, IJsselstein, Hoe was ’t ook al weer? in de vorige eeuw (IJsselstein, 2002);
  • Bart Rietveld en Peter Bekkering, “Juliana Louise Emma Maria Wilhelmina van Oranje-Nassau. Twee- en een halfmaal op bezoek in IJsselstein”, in: Historische Kring IJsselstein 105 (april 2004). p p 1-14;
  • Fred Vogelzang, Woonplaats voor fatsoendelijke luijden:  Baronnie van Ysselstein tussen 1670 ende 1820 (IJsselstein, 2010);
  • Fred Vogelzang, Van boevenoord tot belastingparadijs. Het leven in IJsselstein in de achttiende eeuw (IJsselstein, 2010).