Polders Honaard en Snelrewaard-of-Honaard-buitendijks

Polders Honaard en Snelrewaard-of-Honaard-buitendijks

Met ingang van 1 januari 1974 werd het waterschap Lopikerwaard opgericht. In dit nieuwe waterschap werden het Hoogheemraadschap van de Lekdijk Benedendams en 26 grote en kleine waterschappen in de Lopikerwaard samengevoegd. Bij die 26 waterschappen waren er echter zes, die tot dan altijd behoord hadden tot het rechtsgebied van het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard en die grotendeels binnen de toenmalige Zuid-Hollandse gemeente Haastrecht lagen. Het waren Rozendaal, Honaard, Groot- Keulevaart, Klein-Keulevaart, Snelrewaard-of-Honaard-Buitendijks en Galgoord. Deze polders, die tesamen bekend stonden als “Boven Haastrecht”, waterden voor het merendeel af op de Hollandse IJssel.

De polder Honaard (ook wel als Hoonaard geschreven) werd ten oosten begrensd door de polder Rozendaal en het waterschap Hoenkoop, ten zuiden door de polder Vlist-Oostzijde en ten westen door de polder Groot-Keulevaart. De noordgrens van de polder was de IJsseldijk. De polder was ongeveer 120 hectare groot; in 1893 werd ongeveer 15 hectare water en land, waar de molen en molenvliet van het waterschap Hoenkoop lagen bij dat waterschap gevoegd. Rond de polder lagen een paar kades, zoals de Geerkade en de Honaardsekade, die door het polderbestuur werden onderhouden. De IJsseldijk werd beheerd en onderhouden door het Hoogheemraadschap van de Krimpenerwaard. Halverwege de polder loopt de Tiendweg tussen Oudewater en Haastrecht met daarin de Vlietbrug over de molenvliet.

polders boven haastrecht hattinga

Honaard is vermoedelijk, net als de andere polders van Boven Haastrecht, in de elfde eeuw ontgonnen. De ontginning vormde in het begin waarschijnlijk één geheel met de latere polders Groot- en Klein-Keulevaart. In 1289 werden Honaard en Keulevaart van elkaar gescheiden door een afwateringsvliet, die diende om het overtollig water van de polder Benschop, via een enorme omweg, naar de Hollandse IJssel af te voeren. Honaard zelf voerde zijn water via een sluisje door de IJsseldijk via een sloot achter die dijk naar de Hollandse IJssel. Toen vanaf de vijftiende eeuw de bodem van de polders van Boven Haastrecht, zoals op veel plaatsen in het Stichts-Hollands grensgebied, begon te dalen moest het water door molens omhoog gemalen worden om het in de Hollandse IJssel te krijgen. In tegenstelling tot de naburige polders bouwde Honaard niet zelf een molen. In plaats daarvan sloot de polder rond 1505, toen de polder Benschop een windmolen in gebruik nam, een overeenkomst met die polder. Via een sluisje zou Honaard zijn overtollig water in de molenvliet van Benschop, die langs de westgrens van Honaard liep, brengen; via deze molenvliet kwam het water dan in de IJssel terecht. Die overeenkomst bleef tot 1872 vrij goed werken, hoewel de polders het onderling over de uitvoering ervan regelmatig met elkaar aan de stok hadden.

In 1872 kreeg het waterschap Benschop een stoomgemaal en werd de oude molenvliet bij Honaard niet meer gebruikt. Maar omdat Benschop zich verplicht had om Honaard droog te houden moest er een andere oplossing gevonden worden. Er werd een ingewikkeld constructie bedacht, waarbij het gemaal van het waterschap Hoenkoop Honaard zou bemalen, maar dat werd geen succes. In 1912 sloten Honaard en Benschop een nieuwe overeenkomst, waarbij Benschop tegen betaling het water van Honaard zou opnemen. Om het water uit Honaard  op de molenvliet van Benschop of die van Polsbroek (dat was praktischer) te brengen werd in 1912 een duikertje gemaakt, dat in 1929 vervangen werd door een klein watermolentje. Deze ingewikkelde constructie, die voor Honaard heel voordelig was en Benschop veel geld kostte, leidde onvermijdelijk tot nieuwe ruzies. In 1937 greep de provincie Zuid-Holland in: Honaard moest sindsdien alle kosten van het molentje en bemaling door Benschop op zich nemen. Toen het molentje in 1956 door storm zo beschadigd werd, dat het niet meer gemaakt kon worden, besloot het polderbestuur om de bemaling van Honaard weer te laten uitvoeren door het waterschap Hoenkoop, Vliet en Dijkveld via een duiker in de Honaardsekade  Dit bemalingscontract bleef in stand tot aan de opheffing van de polder; het watermolentje van Honaard werd in 1965 gesloopt.2 tiendweg in honaard

Tussen de IJsseldijk en de Hollandse IJssel ter hoogte van Honaard lag ruim 13 hectare land, dat vanouds bekend stond als Snelrewaard-of-Honaard-buitendijks. Aan de noordkant van deze strook liep een kade om hem te beschermen tegen het Ijsselwater. De grondeigenaars van deze strook land losten hun overtollig water al sinds mensenheugenis op de polder Honaard, eerst zonder ervoor te betalen, maar na 1912 tegen een jaarlijkse vaste vergoeding. In 1968 kwam hierin verandering en ging Snelrewaard een overeenkomst tot bemaling aan met het waterschap Hoenkoop, Vliet en Dijkveld.

Het bestuur van de polder Honaard bestond tot 1862 uit de schout, later de burgemeester van Haastrecht, met een “gezworene”, die afkomstig was uit de grondeigenaars of huurders in de polder. Samen beheerden ze de eigendommen en het geld van de polder, inden ze de polderbelastingen en hielden ze toezicht op de naleving van wat er in het polderreglement stond. Deze regels lagen vast in schouwbrieven; de schouwbrief van Honaard dateerde van 1559. Snelrewaard-of-Honaard-buitendijks had een schouwbrief uit 1577, die in 1660 door een nieuwe vervangen werd; daar hielden twee kadeschouwers met de schout of burgemeester van Haastrecht toezicht op de kade langs de IJssel.

Tussen 1862 en 1878 werd de polder Honaard min of meer bestuurd door het polderbestuur van Rozendaal. In 1878 kreeg Honaard echter een eigen Bijzonder Reglement.  Het bestuur bestond sindsdien uit een voorzitter met de titel van “schout” en twee bestuursleden of “poldermeesters”. De voorzitter werd door het provinciebestuur van Zuid-Holland benoemd; de poldermeesters werden gekozen uit de stemgerechtigde ingelanden, grondeigenaars die stemrecht hadden naar gelang de grootte van hun landerijen in de polder. De stemgerichtigde ingelanden beslisten over de begroting en rekening van de polder, het beheer en onderhoud van de eigendommen en personeelszaken. Omdat er maar weinig grondeigenaren waren in Honaard werden de vergaderingen gewoon bij de voorzitter thuis gehouden. Het personeel van de polder bestond uit een secretaris-penningmeester, een polderbode en tussen 1929 en 1959 een part time molenaar.

Toen de polders van Boven Haastrecht rond 1880 allemaal een eigen Bijzonder Reglement hadden bleek dat men het kleine Snelrewaard-of-Honaard-buitendijks vergeten was. Zonder bestuur en toezicht werd het onderhoud van de kade langs de IJssel al snel niet meer serieus genomen met rampzalige gevolgen. Rond 1920 was de kade zo slecht, dat hij niet alleen een gevaar voor het buitendijkse land, maar ook voor de polder Honaard vormde. Op aandringen van Honaard werd er in 1924 tenslotte ook voor Snelrewaard-of-Honaard-buitendijks een Bijzonder Reglement gemaakt. Dat stelde inhoudelijk niet veel voor: de gezamenlijke eigenaars van het strookje grond werden nu officieel bestuursleden die zich moesten houden aan hun eigen reglement. Op die manier kon er van hogerhand gecontroleerd worden of de kade wel in orde was. Deze oplossing werkte goed en bleef in stand totdat de polders officieel opgeheven werden.

Vanaf de jaren ’60 werd de organisatie van het waterstaatsbeheer in de provincies Zuid-Holland en Utrecht sterk gewijzigd. Veel kleine polders en waterschappen bleken niet meer voldoende in staat om hun taak naar behoren uit te voeren; het aantal taken op het gebied van waterbeheer was ook sterk toegenomen. Als gevolg daarvan werden nieuwe, grotere waterschappen en hoogheemraadschappen opgericht. Omdat de polders van Boven Haastrecht door hun ligging en uitwatering op de Hollandse IJssel goed pasten bij de Utrechtse waterschappen, die er om en nabij lagen werd besloten ze onder te brengen in het nieuwe waterschap Lopikerwaard. Per 1 januari 1974 kwam er een einde aan het zelfstandig bestaan van de polders Honaard en Snelrewaard-of-Honaard-buitendijks.

Archief
  • Archief van de polder Honaard, (1505) 1559-1973 (H068);
  • Archief van de polder Snelrewaard of Honaard-Buitendijks, 1618-1973 (H077).
Literatuur
  • L.F. Teixeira de Mattos, De Waterkeeringen, Waterschappen en Polders van Zuid-Holland, dl III: De Krimpenerwaard (Den Haag, 1927), p. 514-606 en 783-788;
  • W.J.F. den Uyl, De Lopikerwaard II: de waterschappen (Utrecht, 1963), pp. 244-271 en 298-314.